HOOFDSTUK 1

 

 TERUG

Het was muisstil in de klas. Iedereen zat over de topografietoets gebogen. Meneer Koopman had er deze ochtend duidelijk de wind onder. De toets was belangrijk, had hij uitgelegd. De meeste kinderen hadden niet zo’n goed cijfer voor aardrijkskunde en dat was wel nodig. Ze zaten immers in groep 8 en zouden het volgend jaar naar het vervolgonderwijs gaan.

Ook Luka zat geconcentreerd over de toets gebogen. Wat was ook alweer de hoofdstad van Tsjetsjenië? Hij had het laatst nog op televisie gehoord en trouwens, hij had het ook geleerd thuis. Zijn moeder had hem overhoord en hij had thuis een dikke tien gehaald, zei ze. Waarom wist hij het dan nu niet meer?

Zijn voeten schuifelden onrustig over de vloer van het klaslokaal. Hij wilde zo graag een goed cijfer halen. Al was het alleen maar om de trotse blik in zijn moeders ogen te zien. Ze was altijd zo blij als hij met een goed cijfer thuiskwam en hij vond het fijn om haar blij te maken.

Jammer alleen, dat zij hem haast nooit blij kon maken. Er verscheen een verdrietige blik in zijn ogen, maar hij schudde zijn hoofd. Niet aan denken nu. Eerst de toets! Wie weet kreeg hij wel iets leuks van haar als hij met een goed rapport thuiskwam. Ze had daar wel vaag op gezinspeeld. Hij hoopte zo op een nieuwe ...

De hele klas schrok op, omdat er een mobiele telefoon begon te rinkelen. Een helder deuntje speelde door de klas en verbrak de stilte.

Meneer Koopman vloog overeind en keek woedend naar de kinderen. ‘Wat had ik gezegd? Mobiele telefoons gaan uit! Ik wil niet gestoord worden tijdens de les en jullie ook niet. Van wie is dat ding?’

Alsof het afgesproken werk was, keken alle kinderen naar Luka. Hij keek verward om zich heen, wilde zijn mond openen om iets te zeggen, maar er kwam geen geluid over zijn lippen. Het muziekje was vlak achter hem vandaan gekomen en daar zat Julian, de populairste jongen van hun klas. Toch keken ze allemaal naar hem, Luka.

Met drie grote passen stond meneer Koopman voor hem. Het rinkelen was opgehouden.

‘Nou?’

Luka schrok zo van de boze meester dat hij een rood hoofd kreeg en begon te stamelen.

‘Geef hier dat ding,’ zei de meester. Hij stak zijn hand uit.

‘Hij is niet van mij,’ zei Luka zacht. ‘Ik heb geen ...’

‘Komt er nog wat van?’ De ogen van meneer Koopman schoten vuur.

Luka werd bang. Hij hield niet van boze mensen. Daar kon hij absoluut niet tegen. Hij keek op en haalde diep adem. ‘Ik heb geen mobiele telefoon,’ zei hij duidelijk.

De hele klas begon te lachen en Luka’s hoofd werd nog roder. Hij was het wel gewend dat ze hem pestten, maar hij wist nog steeds niet hoe hij daarmee om moest gaan, want het deed zo zeer vanbinnen!

‘Je krijgt nog drie seconden,’ ging de meester door. Hij bleef zijn hand ophouden, maar Luka reageerde niet meer. Als de meester hem niet wilde geloven, wat moest hij dan?

‘Oké. Je krijgt een nul voor je toets en je blijft na.’ Meneer Koopman draaide zich om en liep terug naar zijn tafel.

Luka’s ogen schoten vol. Een nul? Waaraan had hij dat verdiend? Opeens schoot hem de hoofdstad van Tsjetsjenië te binnen en hij vulde "Grozny" in, maar tegelijkertijd zag hij een druppel op het papier vallen.

‘Hij huilt,’ siste Cindy naast hem.

Opnieuw ging er gegrinnik door de klas.

‘Stilte!’ riep de meester. ‘Is er dan niemand van jullie groot genoeg om naar het vervolgonderwijs te gaan? Straks moeten jullie allemaal deze klas overdoen!’

Luka wist best dat dat een loos dreigement was, want iedereen moest van school af. Daar hadden ze immers de leeftijd voor. Hij was elf en sommigen waren al twaalf. Maar een nul voor deze toets, en dat terwijl hij zo goed geleerd had! En de meester die hem niet geloofde. Dat wilde hij niet!

Geconcentreerd en met een diep frons tussen zijn wenkbrauwen schreef hij de andere hoofdsteden op die gevraagd werden. Hij zou in elk geval laten zien dat hij de antwoorden wist en flink zijn best had gedaan!

Het hielp hem echter niets. Toen de bel ging en meneer Koopman alle papieren op kwam halen, zette hij meteen een rode nul op Luka’s papier. De anderen verlieten lachend en luidruchtig de klas.

‘Natuurlijk heeft hij geen mobieltje,’ hoorde hij Julian zeggen. ‘Iemand met zulke zielige kleren kan geen mobieltje hebben.’

Hij was natuurlijk wel uitgekiend genoeg om het niet te hardop te zeggen en de meester hoorde het dan ook niet. Maar Luka wel.

Hij pakte zijn rugtas, maar bleef zitten. Hij was niet van plan om de meester nog bozer te maken en hij moest immers nablijven.

Meneer Koopman liep de klas uit en voor het raam aan de gangkant zag hij de ogen van zijn klasgenootjes. Ze keken hem spottend aan en hij voelde de blikken in zijn hele lijf steken. Wat een rotkinderen, dacht hij, maar hij draaide zijn hoofd weg en keek naar buiten, waar de zon scheen, al was het winter en koud.

Het duurde zeker tien minuten voor meneer Koopman terugkwam. ‘Zo, je bent er nog? Dat valt me niet tegen.’ Hij liep op Luka af. ‘En dan nu graag dat mobiele geval. Je weet drommels goed dat ik geen gerinkel in de klas wil hebben.’

Luka draaide zijn hoofd naar de leraar en keek hem aan. ‘Ik heb geen mobiele telefoon,’ zei hij opnieuw.

Meneer Koopman zuchtte. ‘Je bent een vervelend joch. Als je nou gewoon toegeeft en mij dat ding geeft, dan ben je van me af. Je krijgt hem over een week terug.’ Hij stak zijn hand nogmaals uit en opeens werd het Luka te veel. ‘Ik heb geen mobieltje,’ gilde hij.

‘Rustig maar. Je hoeft niet te schreeuwen!’

‘O nee?’ Luka zag vlekken voor zijn ogen van kwaadheid. Hoe vaak was hij al niet gepest en nu geloofde zelfs meneer Koopman hem niet. ‘Ik heb mijn proefwerk hartstikke goed geleerd en nu krijg ik een nul van u, terwijl ik niet eens een mobieltje heb. Dat is niet eerlijk. Dat is gemeen!’ Hij keek de leraar woest aan, maar sloeg snel zijn ogen neer. Het was echt zijn gewoonte niet om zo tegen hem te praten, maar het deed allemaal zo’n pijn.

‘Weet je wat niet eerlijk is,’ zei meneer Koopman tergend rustig. ‘Dat jij liegt, en daarom krijg jij een nul.’

‘Ik lieg niet!’ Opnieuw gilde Luka.

‘Van wie was die telefoon dan? Ik hoorde hem toch duidelijk vanuit jouw tas rinkelen.’

Luka wilde zijn mond opendoen om de naam van Julian uit te spreken, maar hij drukte zijn lippen snel stevig op elkaar. Nee, dat niet. Als hij Julian verried, was hij nog verder van huis. Dan zou het pesten nooit meer ophouden. Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet niet wie er allemaal een mobieltje hebben,’ zei hij,’ maar ik niet.’

Meneer Koopman draaide zich om en liep naar zijn tafel. ‘Je kunt naar huis gaan en ik zal je toets nakijken. Zolang ik je gsm niet gekregen heb, krijg jij een nul. Zodra je het ding inlevert, krijg je het cijfer dat je verdiend hebt.’

Met gebogen hoofd liep Luka de klas uit. Op het schoolplein hoorde hij de anderen lachen, maar hij keek niet op. Vanuit zijn ooghoek zag hij een paar jongens op hem afkomen, maar hij liep stug door.

‘Mag ik je mobieletelefoonnummer?’ vroeg Julian, ‘dan kan ik je eens bellen.’

Iedereen schoot in de lach.

‘Toe, geef op nou, dan kan ik je een sms’je sturen,’ zei Cindy.

Ze lachten nog harder. Cindy was Julians vriendinnetje en daarmee het populairste meisje van de klas. Al had Luka tien mobiele telefoons gehad, dan nog zou ze hem geen sms’je sturen. Want Luka droeg geen merkkleren. Luka had een moeder die niet veel geld had en daar moest hij voor boeten.

 

**

 

‘En?’ riep zijn moeder enthousiast toen hij thuiskwam. ‘Hoe ging de toets?’

Luka haalde zijn schouders op. ‘Ik wist alles,’ mompelde hij.

‘Goed, zeg! Geweldig. Dan heb je een tien!’

Mooi niet, dacht Luka, maar hij zei het niet.

‘Is er wat?’ Marte keek haar zoon onderzoekend aan. ‘Je lijkt helemaal niet blij met je tien.’

‘Ik wil graag nieuwe schoenen,’ flapte hij eruit. Hij keek naar beneden. Hij wilde niet dat zijn moeder het verdriet en de teleurstelling op zijn gezicht zou zien. Verdriet omdat hij gepest werd op school en een nul kreeg voor de toets. Teleurstelling omdat hij wel wist dat hij geen nieuwe schoenen zou krijgen.

‘Nieuwe schoenen? Ik dacht dat je een nieuwe broek wilde,’ zei Marte verbaasd.

‘Allebei,’ zei hij terwijl hij zich omdraaide om de keuken uit te lopen. ‘Ik ga naar mijn kamer.’

‘Wil je geen boterham?’

Luka aarzelde. Hij wilde best een boterham. Hij had wel trek gekregen. Bovendien was het donderdag en dan was hij altijd alleen met zijn moeder tussen de middag en dat was juist zo gezellig. Feiko, zijn kleine broertje van drie, lag in bed. Hij ging op donderdagmorgen altijd naar de peuterspeelzaal en kwam dan zo moe thuis, dat mamma hem altijd meteen in bed stopte. Zijn twee zusjes van negen en zeven bleven op donderdag over. Niet dat dat nodig was. Hij wist zelfs nog goed dat mamma het er helemaal niet mee eens was geweest. ‘Ik ben toch thuis,’ had ze verontwaardigd gezegd. ‘Als ik nou buiten de deur werkte ...’ Maar zijn zusjes hadden volgehouden. De helft van hun klas bleef over, dus zij ook. Ten slotte had mamma het goedgevonden dat ze één dag in de week op school mochten overblijven. En dat had Luka erg leuk gevonden. Alle aandacht was dan voor hem als ze met zijn tweetjes zaten te eten. Het was eigenlijk het leukste moment van de week!

‘Kom op, joh, ga aan tafel zitten en vertel me eens wat er is. Waarom vraag je om nieuwe schoenen? Zijn deze niet goed meer?’

Hij keek haar aan. Hij vond haar lief. Ze was vast en zeker de liefste moeder van de hele wereld. Julian, bijvoorbeeld, had lang zo’n lieve moeder niet. Dat vertelde hij zelf. Hij zei altijd lelijke dingen over haar. Maar hij had wel een sleutel van zijn huis en mocht helemaal alleen thuis zijn. Dat was stoer. Luka mocht dat niet en daarom was hij een watje, had Julian gezegd. Zijn moeder werkte in een winkel. Luka’s moeder werkte niet. Zij was thuis omdat ze kleine kinderen had. Diep van binnen wist Luka ook wel dat hij liever een lieve moeder had, dan nieuwe schoenen of een mobiele telefoon, maar wat had je aan een lieve moeder als ze je pestten omdat je geen dure kleren had?

Hij haalde zijn schouders op. ‘Deze zijn nog best goed, maar ik heb zulke mooie gezien.’

Marte zuchtte. Ze wist wel waar de schoen wrong. Ze hadden het er al vaker over gehad. Ze werd er een beetje moedeloos van dat Luka zich er niet bij neer kon leggen dat ze weinig geld had en nauwelijks rond kon komen. Ze deed zo haar best ervoor te zorgen dat het hem aan niets ontbrak. Hij had altijd schone en hele kleren in zijn kast. Leuke, moderne kleding zelfs. Toch was hij er niet blij mee, omdat het geen merkkleding was.

‘Schat, hoe vaak moet ik het je nog zeggen ...’ begon ze.

‘Je hoeft niets te zeggen,’ viel Luka haar in de reden. ‘Ik weet wel dat we arm zijn.’

‘Arm? Nee, zeg. Arm zijn we echt niet. Nog lang niet! Maar rijk zijn we ook in de verste verte niet en daarom kunnen we geen dure kleren kopen.’

‘Maar Julian heeft wel dure kleren en Cindy en ...’

‘Julians moeder werkt en zijn vader ook. Dan zijn er twee inkomens en heb je twee keer zo veel geld. Bovendien heeft Julian maar één zusje en jij hebt er twee én ook nog een broertje. Wil je liever nieuwe kleren in plaats van je broertje en zusjes?’

Luka schudde ontkennend zijn hoofd. Hij kon nog wel niet echt spelen met Feiko, maar laatst hadden ze toch samen achter een bal aangerend en dat was best leuk. Goed, zijn zusjes lieten hem nooit meedoen als ze met hun poppen aan het spelen waren, maar dat vond hij niet erg. Hij hield toch niet van poppen. Maar dat hij ze kwijt wilde? Echt niet. Het was al erg genoeg dat pappa... Hij merkte dat er tranen naar boven kwamen, maar dat wilde hij niet. Hij vond het altijd zo erg als mamma huilde. Hij moest zich groot houden waar zij bij was.

‘Nou?’

‘Nee,’ zei hij dus. ‘Natuurlijk niet. Maar ik zou wel een broertje en zusjes én een dure broek willen hebben.’

‘Dat snap ik. Ik zou ook wel een heleboel willen,’ zei Marte, terwijl ze een gesmeerde en belegde boterham op Luka’s bordje legde.

‘Wat dan?’ Hij keek haar nieuwsgierig aan. Hij had er eigenlijk nooit over nagedacht dat zijn moeder ook wensen had.

‘Nou, een nieuw koffiezetapparaat misschien en een paar mooie schoenen met hoge hakken en een nieuwe winterjas en nog veel meer, Luka, maar dat kan niet. Op de een of andere manier kost alles de laatste jaren veel meer. Bovendien heb ik ook niet meer zo veel als ...’ Ze hield op. Hij kon haar wel verkeerd begrijpen als ze de ware reden vertelde en dat mocht niet. Ze wilde hem beslist niet het idee geven dat ze zijn vader de schuld van alles gaf, want dat was niet zo. Nee, geld was geen goed onderwerp om met hem te bespreken. Ze zuchtte. ‘Nou ja, de regering neemt ook steeds nieuwe maatregelen waardoor het steeds moeilijker wordt om rond te komen.’ Zo, dat was beter. Als hij nu een schuldige zocht voor de situatie dan was dat de regering en niet zijn vader. ‘Ik heb er wel over gedacht om te gaan werken, maar dat is moeilijk met Feiko. Hij is nog zo klein.’

‘Zou ik dan ook een sleutel krijgen?’ vroeg Luka.

‘Van het huis?’

‘Ja!’

‘Zou je dat graag willen?’

‘Julian heeft dat ook. Dat staat heel stoer.’

Marte zweeg. Ze was er zelf juist trots op dat ze altijd thuis was als Luka uit school kwam. Ze vond het heerlijk om een moeder te zijn die er was voor haar kinderen. Ook als ze uit school kwamen. Oké, ze vond het ook heerlijk om thuis te zijn. Ze hield ervan haar huis te stofzuigen en schoon te houden. Strijken was een hobby van haar. Ze zat dus ook niet echt te springen om een baan buitenshuis, maar voor het geld moest het er misschien toch een keer van komen.

‘Leefde pappa nog maar ...’

‘Luka!’ Geschrokken keek ze haar zoon aan. ‘Waarom zeg je dat? Wat heeft dat ermee te maken?’

‘Toen hadden we wel geld genoeg, want toen kreeg ik wel dure broeken.’

‘Lieve schat, dat is helemaal niet waar! Je had leuke kleren, net als nu, maar geen dure kleren. We hebben het nooit breed gehad, ook niet toen pappa nog leefde. Het verschil is, dat jij toen nog klein was. Je was zeven toen pappa overleed. Je had toen totaal nog geen belangstelling voor kleren en zeker niet voor merkkleren. Dat is pas vorig jaar begonnen. Bovendien hadden pappa en ik toen nog maar drie kleine kinderen. Feiko kwam immers pas nadat pappa al overleden was. Nu heb ik een grote jongen en drie kleine kinderen. Dat is wel een verschil!’ Martes blik gleed langs haar grote jongen heen naar buiten ... Het regende die dag. Vier jaar geleden nu. Het was een trieste, grauwe dag. De zon liet zich de hele dag niet zien. Dikke wolken hingen over de stad en over de begraafplaats. Ton, haar man en de vader van Luka, Meike en Carijn, was verongelukt. Aangereden door een dronken automobilist die was doorgereden na de aanrijding, maar die later ook nog tegen een huis was opgebotst, waarbij hij zelf ook overleed. Daar was ze soms erg blij om. Wie weet wat ze hem anders had aangedaan. Als hij wel was blijven leven en Ton niet. Het was een sombere dag dus, de dag dat Ton begraven werd. Luka probeerde zich groot te houden, Meike en Carijn waren nog te klein om te begrijpen wat er precies aan de hand was en dat pappa nooit meer terug zou komen. Ze stonden dicht tegen hun moeder aan. Juist toen de plechtigheid voorbij was en Marte zich bukte om een handje zand te pakken en het op Tons kist te gooien, realiseerde ze zich dat ze helemaal niet ongesteld geworden was. Het was een belachelijk moment om juist toen daaraan te denken, maar tegelijk begreep ze maar al te goed, waarom het haar op dat moment te binnen schoot. Ze wist ook meteen heel zeker dat ze in verwachting was. Dat haar menstruatie niet uitbleef door alle verdriet en zenuwen, maar omdat ze zwanger was. Ze gooide het handje zand op de kist en fluisterde: ‘Je blijft doorleven, schat.’ Natuurlijk bleef hij dat. Al was het alleen maar in haar hart en in de harten van hun kinderen, maar nu ook in het nog ongeboren leven in haar buik. Acht maanden later beviel ze van een jongen en ze gaf hem de naam die Ton al twee keer had uitgekozen, maar niet kon gebruiken omdat ze dochters kregen: Feiko.

Luka kauwde traag op zijn boterham. Hij had moeite met doorslikken, want het was net of er een brok in zijn keel zat, die het slikken bemoeilijkte. Mamma had natuurlijk gelijk. Vier kinderen waren duurder dan drie en hij wilde echt Meike, Carijn en Feiko niet kwijt. Hij wilde echter zo graag dat ze ermee ophielden hem te plagen, omdat hij nooit eens een dure broek of schoenen of een mobieltje had. Alleen kon hij dat niet tegen zijn moeder zeggen. Hij zou het niet kunnen hebben als zijn moeder er ook verdriet om zou hebben. Hij wist heel goed dat ze zelf al verdriet genoeg had. Alhoewel ze de laatste tijd wel een stuk vrolijker leek. Ze leek soms zelfs wel echt weer blij vanuit haar hart. Maar toch. Ze was zo lief altijd. Hij kon haar niet van zijn verdriet vertellen.

Hij zuchtte en zei: ‘Ik begrijp het allemaal best, maar ik ben de enige in de klas met kleren van Bootmans en dat is niet leuk.’

‘De enige?’ Marte keek hem ongelovig aan.

‘Ja,’ zei hij pertinent.

‘Wat deed Laura’s moeder daar dan? Die kwam ik er vorige week nog tegen.’

Luka beet op zijn onderlip. Het klopte dat Laura ook weleens iets droeg van Bootmans. ‘Bijna de enige dan,’ mokte hij.

‘En de moeders van Pim en Karsten heb ik er ook weleens gezien.’

‘Vast niet!’ zei Luka feller dan hij bedoelde. ‘Ze hebben altijd merkkleren aan.’

‘Op school dan, maar thuis niet.’

‘Ik hoef thuis ook geen dure kleren. Eén broek is genoeg, mamma.’

‘Eén broek, Luka en dan één paar schoenen en wat dan?’

‘Een mobi...’ Hij kneep zijn lippen op elkaar. Hou je mond, Luka. Je hebt genoeg gezeurd. Het was zijn moeders schuld niet dat ze niet genoeg geld hadden. Hij pakte zijn beker melk en verborg zijn rode wangen erachter, terwijl hij met grote slokken zijn boterham door zijn keel spoelde.

Marte keek naar hem. Wat was er vandaag toch met hem? Was hij dan niet blij dat hij de toets zo goed gemaakt had? Voelde hij zich zo ellendig omdat hij geen dure kleren had? Was hij dan een jongen die altijd mee wilde doen met de anderen? Of miste hij zijn vader nog zo? ‘Wees blij dat jij er niet hetzelfde uitziet als Julian en die anderen,’ zei ze. ‘Eenheidsworst is dat, Luka. Iedereen dezelfde broek, dezelfde schoenen. Wees blij en trots dat jij er anders uitziet.’

Luka zweeg, want hij kon zijn moeder niet vertellen wat er eigenlijk al maandenlang aan de hand was en dat hij er bijna alles voor overhad om juist deel uit te maken van die eenheidsworst.

TERUG