|
-1-
"Zoek je nog steeds naar het geboortehuis van je moeder?" vroeg Akke Marinus aan de haar onbekende man. Ze kwam uit haar gehurkte houding overeind en keek hem lachend aan. De junizon scheen volop en ze voelde zich goed. Ze veegde haar handen af aan het oude vest dat ze droeg en was heel even geïrriteerd dat ze niet beter gekleed was, maar ach, hij zou vast wel begrijpen dat je niet je mooiste kleren aantrok als je het onkruid in je voortuin ging wieden. Hij knikte aarzelend, haalde zijn schouders op en begon toen te grijnzen. "Ja en nee." "Dat klinkt vreemd." "Precies, maar je zult het ook wel vreemd vinden." "Wat?" Nu keek ze nieuwsgierig. "Ik hoopte jou weer te ontmoeten." "Hè?" Ze voelde hoe haar wangen kleurden en ze keek hem verbaasd aan. Haar hart begon sneller te kloppen. "Wat is dat voor onzin?" zei ze, maar ze merkte dat zijn opmerking haar blij maakte. Zij had hem immers ook al die tijd niet kunnen vergeten. "Vind je dat onzin? Je bent toch een mooie vrouw." "Misschien, maar dan wacht je toch geen heel jaar, want zo lang is het wel geleden dat je hier was en iets van het kleefkruid in mijn voortuin zei." "Je hebt helemaal gelijk," zei hij en keek haar enigszins verlegen aan. "Ik snap ook niet dat ik het tegen je durfde zeggen. Het floepte er zomaar uit. Neem me niet kwalijk." Akkes gezicht betrok. "Dus dat zei je maar. Je meende er niets van." Zie je wel, hoorde ze een stemmetje in haar hoofd, mannen zijn nooit te vertrouwen. "Nee, nee, dat is het niet. Het is wel waar," haastte hij zich te zeggen, "maar ik ben eigenlijk best verlegen naar vrouwen toe, althans als ik ze leuk vind en eh…" Hij stamelde wat en aarzelde. "En nou zei ik het toch," verzuchtte hij. Akke zag het gordijn aan de overkant bewegen en wist dat de buurvrouw probeerde te volgen wat er bij haar in de voortuin gebeurde. "Heb je zin in koffie?" zei ze. Ze wilde weg uit het zicht van de buurvrouw, want die hield zo van roddelen dat ze zelfs verhalen vertelde die helemaal niet waar waren. "Graag. Heel graag," zei hij blij. Zijn ogen begonnen te stralen. "Mag de hond mee naar binnen?" "We gaan in de achtertuin zitten," zei Akke. "Het is veel te mooi weer om binnen te zitten." "Dat is zo. Ik heet trouwens Freerk Wiersma." "Akke Marinus." Ze schudden elkaar de hand. "Sorry," zei Akke. "Zwart van de aarde." "Geeft niets, mijn handen zijn ook altijd vies. Dat krijg je als je buiten werkt." Ze ging hem voor het huis in en liep door naar de keuken, maar ze zag wel dat hij nieuwsgierig om zich heen keek om te zien hoe ze woonde. Ze wees naar de achterdeur. "Zoek maar vast een plaatsje buiten, dan zet ik even verse koffie." Hij knikte, maar bleef staan en keek toe hoe ze de kan met water vulde. Akke merkte tot haar eigen verbazing dat ze het prettig vond dat hij vlak bij haar stond en toekeek. Ze voelde ook dat ze bloosde en was blij dat hij haar gezicht op dat moment niet kon zien. "Moet de hond ook wat drinken?" vroeg ze. "Als je een bak met water hebt. Daar heeft hij vast zin in. Wacht, geef mij maar, dan vul ik hem zelf wel." Nu keek zij toe hoe hij bij de kraan bezig was. Hij pakte de schaal op. "Kom Lex, naar buiten." Ze verdwenen uit zicht en Akke was alleen. Alleen met het pruttelende koffiezetapparaat en haar gedachten. Goeie genade, wat gebeurde er? vroeg ze zich verbaasd en verward af. Het was écht gezellig dat hij er was. Ze wist niets van hem, had hem één keer vluchtig gesproken en dat was een jaar geleden en toch was het alsof hij hier thuis hoorde. Ze voelde zich zo op haar gemak in zijn aanwezigheid, dat ze echt niet begreep wat er met haar aan de hand was. Ze herkende zichzelf niet! Ze pakte een dienblad, zette er kopjes op en suiker en melk, een schaaltje met plakken koek, vulde de kopjes en ging naar buiten. Hij liep door haar tuin en bekeek de planten. "Je hebt het er prima bij staan," zei hij waarderend. "Toch altijd weer een hele klus, of niet?" Ze knikte en zette het dienblad op de tuintafel. "Ik doe het graag. Ik vind het heel ontspannend werk." Hij ging tegenover haar zitten. Lex kwam aan zijn voeten liggen. "Het is wel een keurig opgevoede hond," zei ze glimlachend. "En mijn beste vriend." "Je beste vriend?" Akke keek hem onderzoekend aan. Freerk knikte en glimlachte. "Dat klinkt vast heel zielig, maar zo bedoelde ik het niet. Weet je, op een hond kan je altijd vertrouwen en hij is er ook altijd als ik thuiskom. Hij begroet me altijd, is duidelijk blij dat ik er weer ben. Hij is ook altijd bij me in de buurt te vinden. Ja, we zijn hele goede maatjes." "Heb je geen vrouw?" Ze schrok van de vraag. Die was wel erg persoonlijk. Hij leek er echter geen moeite mee te hebben. "Nee en jij? Heb jij een man?" "Nee." Ze keken elkaar even zwijgend aan en op de een of andere manier begrepen ze van elkaar dat het nog te vroeg was om te vragen waarom ze allebei alleen waren. Dat kon altijd nog. Daar was nog tijd genoeg voor. Ze glimlachten tegelijk en weer vroeg Akke zich af wat er gebeurde tussen hen. Ze pakte haar kopje. "Wil je trouwens suiker en melk?" "Nee, ik drink het graag puur." Ze knikte. "Dus je was toch op zoek naar het geboortehuis van je moeder?" Het leek haar veiliger om over een ander onderwerp te beginnen, want ze voelde zich te verward worden door de blik in zijn ogen en de gevoelens die hij in haar los maakte. "Ook. Dat zou ik nog steeds graag willen vinden. Dat was ook een reden om terug te komen." "Na een jaar?" "Ja. Het is toen niet gelukt. Ik kon niemand vinden die me helpen kon en mijn moeder was boos toen ik haar om het huisnummer vroeg." "Boos?" "Ze wil niets over dit dorp horen. Ze heeft er geen goede herinneringen aan, dus toen heb ik het maar weer laten zitten. Toch moest ik regelmatig aan jou denken en…" Hij keek opnieuw verlegen. "Ik durfde gewoon niet. Dus je snapt dat ik ontzettend blij was toen ik je zomaar in je voortuin bezig zag. Dat maakte het een heel stuk gemakkelijker voor me." Akke zei niets, keek alleen maar glimlachend naar hem en fronste haar wenkbrauwen. Zag ze het goed? Kleurde hij? "Nou ja," gaf hij toe, "ik ben wel eerder hier geweest, maar toen was je niet thuis en ik voelde me zo dom, dat ik hierheen gereden was om jou te zien en daarna durfde ik het dus echt niet meer." "Oh?" Ze schoot in de lach. "Sorry, ik lach niet om jou, maar om buurvrouw. Ze had rondverteld dat ik een vriend had, want ze had een man gezien. Dat klopt dus echt." Hij knikte, maar voelde zich ongemakkelijk. "Weet jij misschien inmiddels waar het huis van mijn moeder gestaan heeft?" "Ik?" Ze zette grote ogen op. "Hoezo ik?" "Omdat ik dacht… Nou ja, je vroeg toen meteen wat ik hier kwam doen. Dorpse nieuwsgierigheid, weet je nog? Je vond dat normaal, kreeg ik de indruk, dus ik dacht ook dat het normaal was dat je verder ging informeren. Bij anderen, bedoel ik. Buurvrouw praat ook met iedereen…" Hij haalde zijn schouders op. "Hm, misschien wel, ja. Vast wel, ja." Ze knikte ijverig met haar hoofd. "Maar er is hier veel gebeurd het afgelopen jaar en ik ben zelfs de naam van je moeder vergeten." "Erge dingen?" "Nee, ik ben oma geworden." "Oma? Wat leuk? Dus je hebt zelf ook kinderen." "Eentje, ja…" Haar blik gleed langs hem heen, over de bloemen in de tuin, naar de toppen van de bomen, de wolkjes aan de hemel, de zon. Ze zuchtte en haalde diep adem. "Ik heb twee kinderen gehad. Een leeft niet meer. Dat is ook iets wat het afgelopen jaar gebeurd is. Nee, nee, ik zeg het verkeerd. Pyter is al op zijn vierde overleden en hij zou nu 38 geweest zijn, maar ik bedoel dat ik er eindelijk over praten kan. Dat is er het afgelopen jaar gebeurd. Ik kon er nooit over praten, ik verdrong het. Het is nog niet gemakkelijk, maar het lukt." Ze glimlachte en knikte opnieuw. "Ja, ik kan er eindelijk over praten." "Het is ook vreselijk als je kind overlijdt." "Ja." Ze dronk haar kopje leeg en zuchtte nog een keer, maar niet meer zo diep. "Heb jij kinderen?" "Nee." "Wil je nog meer koffie?" "Graag," zei hij, "maar vertel eerst even over je kleinkind. Is het een jongetje of een meisje?" "Een jongen, Marijn noemen ze hem. Hij wordt volgende maand een jaar." "En het gaat goed met hem?" Ze keek hem stralend aan. "Ja, het is een prachtig joch en hij geeft mijn leven nieuwe inhoud. Ik kan er zo van genieten als ik op hem passen mag." Ze stond op en haalde nieuwe koffie. Ging weer tegenover hem zitten. "Nou, hoe heet je moeder?" "Jagersma." "Dat is waar ook. Nu herinner ik het me weer. Van tuindersbedrijf Jagersma, toch?" vroeg Akke. "Daarom wist je zo veel over planten en onkruid." Ze dacht diep na, maar schudde haar hoofd. "Nee, het zegt me nog steeds niet. Wanneer waren ze hier ook alweer weggegaan?" "In 1946." "Goed. Ik zal eens informeren bij mijn ouders. Die zijn vast van dezelfde leeftijd als jouw moeder." "Mijn moeder is dit jaar 80 geworden." "De mijne vorig jaar!" riep Akke enthousiast uit. "Dan moeten mijn ouders het wel weten, want ze hebben allebei hun hele leven hier gewoond. Ik zal het ze vragen." "Dan geef ik je mijn telefoonnummer. Bel je me dan als je iets weet?"
Ze bleven nog een hele poos zitten. Freerk vertelde dat hij boer was op de boerderij van zijn ouders in een plaatsje ten noorden van Leeuwarden. Een paar jaar geleden had hij de boerderij definitief overgenomen, omdat zijn ouders er te oud voor werden. Zij woonden in het voorhuis en hij had zijn eigen deel aan de achterkant met eigen ingang, eigen keuken enzovoort. Akke vertelde over haar werk in de modezaak en dat ze altijd op maandag vrij was. Natuurlijk vertelde ze ook over de komende vakantie met haar dochter Louise en Louises man Eise Vellenga en met de kleine Marijn. Nog vijf weken en dan gingen ze naar Denemarken. Een vakantie waar ze zich enorm op verheugde. "Ik had niet zo'n goede band met mijn dochter," zei ze en ze schrok van haar eigen openhartigheid, want zo was ze anders nooit, "maar het afgelopen jaar hebben we daar veel over gepraat en nu voelen we ons erg verbonden. Dus ik vind het fantastisch dat ik met hen mee mag op vakantie." "Dat begrijp ik. Het klinkt ook geweldig," zei Freerk. "Ik ga eigenlijk nooit weg. Ja, een dagje, maar ik moet altijd op tijd terug zijn om de koeien te melken. Vroeger deed mijn vader dat nog wel eens als ik weg wilde, maar tegenwoordig zit dat er niet meer aan. Daar is hij nu te oud voor." Toen Akke hem uitliet en nog even op de stoep stond om hem na te kijken terwijl hij met de grote, zwarte hond naar de auto liep, zag ze vanuit haar ooghoeken de buurvrouw gluren. Die heeft een boel te vertellen, dacht Akke grimmig en opeens vond ze het eventjes niet leuk dat ze in zo'n klein dorp woonde. terug* |