Terug
|
Druk, druk, druk
Dat zijn zo van die woorden die je
tegenwoordig erg vaak hoort. Iedereen heeft het maar druk. Haastige spoed.
Maar ik betrapte me er zelf ook op. Ik ‘moest’ even snel ergens naartoe,
vond ik. Met de auto. Dat hoeft hier geen probleem te zijn, want zo druk is
het niet op de weg. Je hoort maar zelden op de radio van een file in het
Noorden. Al heb ik begrepen dat het ’s morgens rond werktijd
inmiddels wel erg druk is op de weg naar de stad. Maar goed, ik hoef rond
die tijd nooit op pad, want mijn werk is lekker thuis.
Ik wou dus even snel ergens naartoe. De weg
lag verlaten voor me. Nou ja, weg. Hij was geasfalteerd, maar stel dat er
een tegenligger aankwam, dan moest je wel met minstens drie wielen door de
berm om die te laten passeren. Helemaal als het een trekker was. En als je
die voor je had, dan was er van snel ook geen sprake, maar zoals ik net al
schreef: de weg lag verlaten voor me. Niets om mijn snelheid af te remmen.
Een smalle weg met rechts een vaart. En die vaart was er de oorzaak van dat
ik toch op de rem moest trappen.
Eenden hebben de vreemde gewoonte om bij
gevaar rechtstreeks naar de vaart te rennen. Of ze daarbij nu een weg
moeten oversteken of niet. En op zulke voor hen angstige momenten vergeten
ze vaak dat ze vleugels hebben. Ze zaten links in het gras, verscholen
achter bomen. Maar ze zagen me blijkbaar aankomen in mijn rode auto:
gevaar. Ze begonnen direct over de weg te rennen richting water. Mijn voet
vond op tijd de rem, want ik ken dit fenomeen en was er ondanks mijn haast
onbewust op voorbereid. Toen alle eenden voorbij waren trok ik weer op,
maar werd een paar meter verder verrast door een grote hoeveelheid duiven.
Dat het duiven waren weet ik zeker, maar ik vermoed dat het postduiven
waren, want volgens mij zitten duiven nooit in grote groepen bij elkaar,
behalve postduiven. Die zwermen altijd in groepen boven het huis van de
duivenmelker. Of rusten blijkbaar even in de berm naast de weg die ik reed.
Ze vlogen verschrikt alle kanten op en ik trapte geschrokken weer op de
rem.
En even verder vloog een grote reiger
geschrokken op, die zojuist nog aan de vaart naar het water had staan
turen. Hij kwam niet, zoals de eenden, op mij af, maar hij nam zo’n wijde
bocht, dat ik toch echt even dacht dat hij mijn autodak raakte. Weer stond
ik stil. Dat kon gemakkelijk, want de weg lag er nog steeds verlaten bij.
Geen trekker in beeld, geen andere auto te zien. Ik had dus prima even snel
ergens naartoe kunnen rijden, maar sjonge, wat was het druk, druk, druk!
Maar ik heb honderd keer liever deze drukte dan die van de Randstad
bijvoorbeeld.
Voor de vogels echter was ik vermoedelijk
toch een auto te veel.
17 maart 2009
Terug
|
|