Terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Behulpzaam

Het is zaterdagmiddag, vijf voor vier, en ik heb geen brood meer in huis. Heel vaak weet ik niet welke dag het is, maar dat schiet me nu gelukkig te binnen. Dus ik spring in de auto en rij naar de plaatselijke supermarkt. Het brood is op. Logisch. Maar er zijn nog wel krentenbollen en die vind ik altijd heel feestelijk, vooral met kaas. Dus eigenlijk bof ik dat ik zo laat ben.

Als ik weer buiten kom zie een oude man naast mijn auto staan. ‘Is die van u?’ vraagt hij. ‘Daar komt u niet ver meer mee.’ Ik begrijp hem niet maar kijk in de richting van zijn blik en zie een lekke band. Oeps. ‘Zou ik er nog mee naar huis kunnen rijden?’ vraag ik bezorgd. ‘Dat ligt eraan waar u woont.’ Als ik hem vertel dat ik vlak buiten het dorp woon, kijkt hij me aan met een blik van: dat lieg je, want dan zou ik je moeten kennen. Toch is het zo. Negentien jaar al. Maar ik vergeet te zeggen waar en hij blijft met een groot vraagteken staan. Voor mij is de lekke band echter belangrijker. Enigszins gepikeerd loopt hij weg. Achteraf snap ik dat wel. Mocht u internet hebben, meneer: sorry dus. Ik was juist zo blij dat u op me had staan wachten om het te vertellen, want zelf had ik het niet ontdekt!

Ik bedacht ondertussen dat de garage dichterbij was dan mijn huis en ging de winkel weer in. Nee, ze hadden geen telefoongids, maar wacht, misschien hadden ze het nummer wel ergens in hun administratie. En ja, gelukkig. Inmiddels was het al kwart over vier. Zaterdagmiddag. Maar ik mocht komen!

Ik loop terug en start de auto, zie de winkeleigenaar met twee armen zwaaien: ‘Stop, stop, zo kun je niet rijden.’ Ik stap uit, loop om de auto heen, zie naam én telefoonnummer van de garage op mijn nummerbord staan (handig voor noodgevallen dus) en moet constateren dat hij gelijk heeft. Helemaal plat nu.

Deze keer is hij het die belt: ‘Hetty komt niet, je komt maar hierheen.’

Binnen drie minuten is hij er, pompt mijn band vol en zegt dat ik nu kan rijden. Bij de garage aangekomen, rijd ik de loopbrug op, stap uit en voor ik weet wat hij doet wijst hij een grote spijker aan in mijn band.

Een bezoeker komt nieuwsgierig kijken hoe hij die eruit haalt en vervangt door een soort van prop. Ik schaam me voor de storing. Bezoek en dan nog een klant! ‘Dat is normaal, hoor,’ zegt de vrouw van de garagehouder die ook even langsloopt.

Ik vind het niet normaal, zoveel behulpzaamheid, maar ik vind het wel heerlijk. Als dan ook nog blijkt dat ik alleen de materiaalkosten hoef te betalen (de rest is service van de zaak), prijs ik mezelf voor de zoveelste keer gelukkig dat ik in dit dorp ben komen wonen, waar ze op het gebied van klaarstaan voor een ander nog lekker ouderwets zijn!

 

2 juni 2009

 

Terug