Opgewekt stapte Elise Winters door de
grote draaideur naar buiten. Ze knipperde even met haar ogen tegen de
felle zon, maar liet toen de stralen haar gezicht verwarmen. Ze genoot
ten volle van de warmte tijdens de korte wandeling van het grote
kantorencomplex aan de rand van Amersfoort naar de parkeerplaats, waar
haar kleine auto stond. ‘Rugzakje’ noemde Ad de auto altijd plagerig.
‘Poeh,’ zei ze dan en stak haar tong uit.
‘Rugzakje of niet. Hij rijdt wel en is ook nog eens van mij. Helemaal
zelf betaald, zonder lening.’
‘Jaja, mevrouw Winters kan trots op
zichzelf zijn,’ reageerde hij dan grinnikend.
‘Dat ben ik ook, Ad Brandenburg. Voor het
geld heb ik jou niet nodig.’
Nee, voor het geld had ze hem inderdaad
niet nodig. Ze werkte 36 uur in de week als accountant-administratieconsulente,
een leuke en goedbetaalde baan. Ze was direct na de havo bij het
accountantsbedrijf begonnen, toen ze zeventien was en dat was nu twaalf
jaar geleden. In die jaren had ze een hbo-opleiding gevolgd en tal van
cursussen en was ze behoorlijk opgeklommen – haar loon was meegestegen.
Ze kon zich ook wel een grotere auto permitteren, maar gaf haar geld
liever aan andere dingen uit, zoals mooie, chique kleding en dure
make-up en parfums. En aan hun zoontje natuurlijk! Bovendien woonde ze
in een drukke omgeving waar het vaak moeilijk was een parkeerplaats te
vinden, en moest ze regelmatig langs bij klanten in de buurt. Voor haar
‘rugzakje’ vond ze bijna altijd wel een plek.
Ze had Ad echter wel nodig voor wat anders
– namelijk voor de liefde. Ze was een veel gelukkiger mens geworden
sinds ze hem, vijf jaar geleden nu, had leren kennen en ze een relatie
waren begonnen.
Ze hadden elkaar ontmoet tijdens een
cursus in gesprekstechnieken. Elise had dat nodig omdat ze haar klanten
moest overtuigen van haar zienswijze op hun boekhouding, die zij
controleerde. Dat deed ze natuurlijk altijd op hun eigen verzoek. Zij
waren immers zelf degenen die Doorenbosch, het bedrijf waar ze
werkte, in de arm hadden genomen. Ze waren het helaas niet altijd met
haar eens. Omdat ze er toch van overtuigd was dat zij het bij het rechte
eind had en ze hun boekhouding beter anders op konden zetten, had ze
overredingskracht nodig. En die probeerde ze op die cursus aan te leren.
Ad was zelfstandig ondernemer – hij had
een eigen bedrijfje in softwareprogramma’s – maar ook daarvoor moest hij
met overtuiging kunnen praten. Hij maakte op verzoek van bedrijven
software voor hen waarmee ze hun bedrijf sneller konden laten werken. Ze
wilden er alleen niet altijd aan geloven, had hij verteld. Ondanks dat
hij zeker wist dat ze er alleen maar profijt van zouden hebben. En omdat
hij natuurlijk iedere klant nodig had om zelf financieel rond te komen,
moest hij soms praten als Brugman en had hij het nodig gevonden zich wat
te laten bijspijkeren in gesprekstechnieken.
Vooral lichaamstaal kwam uitgebreid aan de
orde tijdens die cursus en daar pakte hij haar op.
‘Ik krijg zo de indruk,’ zei hij met
fonkelende ogen tijdens een pauze in de kantine van het complex waar de
cursus was, ‘dat jij mij wel ziet zitten.’
Normaal hield Elise niet van dit soort
arrogantie, maar ze moest hem inwendig volkomen gelijk geven. Ze was
direct al voor hem gevallen, vanaf de eerste seconde dat ze hem in de
gaten had gekregen. Dat wilde ze echter niet meteen toegeven, dus
speelde ze haar spel. ‘Poeh, denk je nu echt dat ik om jou verlegen
zit?’
‘Misschien niet, maar dat zei ik ook niet.’
Ad Brandenburg lachte. ‘Het is me alleen opgevallen dat je steeds rode
wangen hebt als je mijn richting uitkijkt en de manier waarop je je
handen in je schoot legt... Lichaamstaal, heet dat, meisje.’
Meisje... Het had zo lief geklonken. Al
was ze dat toen natuurlijk ook nog wel. 24 was ze, best nog jong, al
voelde ze zich een hele piet, omdat ze een leuke baan had met geweldige
toekomstmogelijkheden.
Elise drukte op de afstandsbediening van
de auto. Ze hoorde de sloten klikken en opende het portier. Ze hield van
haar baan, maar verheugde zich er ook op om naar huis te gaan, want daar
zaten haar moeder en Jurriaan op haar te wachten.
Jurriaan was haar kleine lieveling. Eind
november, over drie maanden al, zou hij vier worden en in januari ging
hij dan naar de basisschool. Een beetje zag Elise daar tegenop. Niet dat
er voor haar veel zou veranderen. Ze zag hem nu immers ook niet overdag.
Hij was twee ochtenden op de speelzaal en verder paste haar moeder op
hem op, die met veel plezier zijn oppasoma was. Maar tot nu toe had hij
haar altijd op haar woord geloofd en Elise had vaak genoeg gehoord, dat
kinderen op school eerder hun juf geloofden dan hun moeder. Hij zou dus
minder afhankelijk van haar worden, en die gedachte vond ze niet leuk.
Ze vermeed de drukke snelweg en reed
binnendoor, waardoor ze binnen vijftien minuten in Leusden was, waar ze
samen met Ad een prettige eensgezinswoning had. Het was er een stuk
rustiger dan in Amersfoort en vooral in hun straat konden de kinderen
nog gewoon buiten spelen zonder voortdurend op auto’s te hoeven letten.
Ze had het huis gekocht toen ze zwanger was. Voor die tijd woonde Elise
in een flat, wel in Amersfoort, maar een flat vond ze geen geschikte
plek om een kind op te voeden en ze had immers het geld om iets anders
te kopen.
Hoewel: zij? Ad had vanzelfsprekend meer
dan zijn steentje bijgedragen, zodat het een mooier huis geworden was
dan ze zich in haar eentje had kunnen permitteren. Ad was op de flat al
bij haar ingetrokken en verhuisde natuurlijk mee naar de woning in
Leusden. Hij wilde echter niet op de hypotheek vermeld staan als
mede-eigenaar. Haar moeder had daar vrij fel op gereageerd. Samenwonen
betekent samenbetalen, had ze gezegd. Ergens had Elise het ook vreemd
gevonden. Het werd toch zeker hun huis, hun gezamenlijke huis. En om het
geld ging het helemaal niet. Ad betaalde direct de helft van de
aanbetaling en zou daarna elke maand de helft van het hypotheekbedrag
betalen – wat hij tot nu toe ook keurig gedaan had. Toen ze echter de
ware reden hoorde waarom hij niet op de hypotheekakte vermeld wilde
staan, had ze hem ontroerd tegen zich aan getrokken en hield ze nog meer
van hem. ‘Het kindje in jouw buik is van mij en ik ben er
medeverantwoordelijk voor, daarom wil ik zeker stellen dat het altijd
een huis heeft. We kunnen niet in de toekomst kijken. Er kan van alles
gebeuren. Als mijn bedrijfje failliet gaat, moeten we ons huis verkopen
omdat de helft van mij is. Natuurlijk kunnen we een notariële akte laten
opstellen, waarin staat dat het huis niet onder mijn bedrijf valt, maar
ik heb het niet zo op notarissen. Ik wil echter wel per se dat het hele
huis van jou is als er iets gebeurt. Ik wil jullie toekomst veilig
stellen. Zo simpel is dat!’
Ze had het zo lief gevonden dat hij voor
hun toekomst wilde zorgen, dat ze geen enkel bezwaar meer had gemaakt en
hem ook tegenover haar moeder uitbundig had verdedigd.
Ah, ze was er. Opgewekt reed ze hun straat
in. Een kleine jongen kwam over de stope op haar auto afgestormd.
‘Mamma, mamma,’ riep hij enthousiast. ‘Ik heb een huis gebouwd.’
Lachend parkeerde Elise haar ‘rugzakje’ en
stapte uit. ‘Hallo, kleine schat!’ Ze wilde hem beetpakken en optillen,
maar hield zich in. ‘Wat ben je vies!’ Zelf had ze een crčmekleurig
mantelpakje aan, dat vrij nieuw was en veel gekost had. Maar het stond
haar prima en kleedde erg slank af. Ze had geen behoefte aan vieze vegen.
‘Mamma zal snel ook zandbakkleren aantrekken en dan kom ik even bij je
zitten. Tot zo!’
Elise haastte zich naar huis. Haar moeder
stond voor het raam van de keuken, die aan de voorkant van het huis lag.
Ze stak haar hand op en stapte naar binnen door de openstaande voordeur.
‘Hallo, moeder! Ik ren meteen door naar boven!’ Snel schopte ze haar
schoenen met hakken uit en trok ze haar mantelpakje uit. Ze greep een
spijkerbroek en t-shirt uit
de kast en kleedde zich weer aan.
Onder aan de trap stond haar moeder met
een mok koffie op haar te wachten. Ze kuste haar moeder ter begroeting
en samen liepen de vrouwen naar buiten.
‘Mamma, oma, kijk!’ Jurriaan liet vol
trots zijn bouwwerk van zand zien. Bovenop stond zijn eigen beker als
een soort van uitkijktoren. Elise en haar moeder gingen lachend op de
bank naast de zandbak zitten, die nog vol in de augustuszon stond.
‘Jij bent echt goed,’ zei Elise waarderend.
‘Best handig, zo’n bouwer in huis.’ Ze keerde zich naar haar moeder.
‘Ging het goed vandaag?’
‘Zeker weten. Hij is zo’n heerlijk joch.
Wil je wel weten dat ik het gewoon jammer vind dat hij vanaf januari
naar school gaat.’
‘Meen je dat nou? Ik dacht dat je wel blij
zou zijn met je vrije tijd.’
Anja Winters haalde haar schouders op.
‘Ach ja, ik ga me ook zeker niet vervelen en de tennisvereniging heeft
me zelfs gevraagd of ik voorzitster wil worden, maar ik kan zo genieten
van die kleine jongen. Het is...’ Ze aarzelde of ze haar gedachten echt
uit zou spreken.
‘Ja?’ moedigde Elise haar moeder aan.
‘Het is of ik meer van hem kan genieten
dan ik van jou gedaan heb.’
‘Maar dat is toch logisch! Je hoeft alleen
maar met hem te spelen en zo. Je bent niet echt verantwoordelijk voor
hem. Jij gaat straks weer naar huis en ik moet maar zien hoe ik hem in
bed krijg.’ Elise lachte. ‘Dat is soms best een probleem, hoor!’
‘Over naar huis gesproken.’ Anja stond op
en pakte de twee lege koffiemokken. ‘Vader zou vandaag wat later zijn,
maar het wordt wel tijd om met koken te beginnen. Morgenmiddag kom ik
niet, hč?’
‘Moeder, dat weet ik al jaren. Op
dinsdagmiddag ga je bridgen. Tot woensdag dus.’
Anja liep nog even naar Jurriaan toe, maar
die had weinig oog voor haar. Ze aaide hem over de bol en liep langs
Elise naar het huis om haar tas en autosleutels te halen.
‘Moeder, wel doen, hoor, dat
voorzitterschap van de tennisvereniging. Daar ben je geknipt voor!’
Anja lachte wat en stak haar hand op.
Elise besloot nog even te blijven zitten.
Het was zo heerlijk in de zon en Ad zou woensdag pas weer komen. Hij had
een enorm grote klant in het zuiden van het land met honderden
computers. Het zou heel veel tijd kosten voordat die allemaal zo
draaiden, zoals hij het bedacht had. Hij werkte er dag en nacht, maar
was ervan overtuigd dat hij woensdag klaar zou zijn. En woensdag was het
pas overmorgen. Ze konden dus best vandaag iets later eten, zij en
Jurriaan. |