HOOFDSTUK 1
‘Moet je deze advertentie eens zien!’
Enthousiast liet Jan-Jakob zich naast Milly op de bank vallen. Hij legde
de krant op haar schoot en wees met zijn vinger aan wat hij bedoelde.
Milly schoof een stukje opzij, zodat ze
hem minder aanraakte. Jan-Jakob voelde het wel en wist waarom ze zo
reageerde, maar hij deed alsof hij het niet merkte. ‘Dit lijkt precies
ons droomhuis,’ zei hij nog even enthousiast.
Met een zucht sloeg ze het boek dicht
waarin ze geprobeerd had te lezen. Ze kon zich niet concentreren en er
was nog geen woord van de inhoud tot haar doorgedrongen. Ze legde het op
de salontafel en pakte de krant die haar man haar gegeven had. Haar ogen
gleden over de advertentie. ‘Ja,’ zei ze mat, ‘precies het huis dat we
zoeken.’ Ze gaf hem de krant terug en pakte de afstandsbediening van de
televisie.
Jan-Jakob bekeek haar vanaf de zijkant.
Hij zag haar mondhoeken hangen, haar huid leek vaal en haar ogen lieten
duidelijk zien hoe somber, vermoeid en verdrietig ze was. ‘Meisje,’ zei
hij en legde zijn hand op de hare. Milly trok echter direct haar hand
terug, zodat zijn hand op haar knie kwam te liggen. Dat bleek ook niet
de bedoeling en ze schoof iets verder van hem af.
‘Ik doe je niks,’ zei hij. ‘En ik wil niks.
Ik weet heel goed dat het beter is nog te wachten met vrijen en zelfs
dan zou ik het niet willen of doen, als jij er niet aan toe bent. Maar
ik mag je toch wel aanraken? Toe, kom eens bij me en kruip in mijn armen.
Jij bent verdrietig, maar ik ook! Ik heb net zo goed steun en troost
nodig. Kom.’
Milly keek hem somber aan en zuchtte
opnieuw. ‘Maar jij gaat gewoon door met leven. Jij zoekt gewoon naar een
ander huis alsof er niets gebeurd is.’
Jan-Jakob schudde zijn hoofd. ‘Dat is niet
waar. Ik vind het zeker net zo erg als jij dat je een miskraam gehad
hebt. Ik had me ook al ontzettend verheugd op een tweede kindje. Helaas
mocht het niet zo zijn, maar je weet best dat we al drie jaar aan het
zoeken zijn naar een huis. Moet ik dat zoeken zomaar staken vanwege de
miskraam?’
Ze vertrok haar mond, maar zei niets.
‘Milly, toe, kom bij me. Laat me je
aanraken, voelen. Niet om te vrijen, maar om elkaars nabijheid te voelen.
Ik wil jou voelen, zonder bijbedoelingen. Nee.’ Hij lachte. ‘Wel met een
bijbedoeling, maar anders dan jij lijkt te denken. Ik wil je alleen maar
voelen om jou te troosten en troost te krijgen van jou. Dat is de enige
bijbedoeling. Geloof me nou.’
‘Dat weet ik wel, maar ...’ Ze haalde haar
schouders op.
‘Maar?’
‘Ik weet het niet. Ik ben bang dat ik je
teleurstel als ik je toesta me aan te raken en verder niets wil.’
‘Dus je gelooft me niet,’ stelde hij
droevig vast. ‘Het leven bestaat niet alleen uit seks. Dat heeft het
voor mij nooit gedaan en dat weet je. Maar voor mij bestaat het leven
wel uit aanraken, uit liefkozen, uit troosten. Laat me dat alsjeblieft
doen. Je hoeft dit verlies niet in je eentje te dragen! En trouwens, het
is óns verlies, Milly.’
‘Maar jouw lichaam heeft het niet laten
afweten,’ zei ze bits.
‘Hallo, waar ben je nú mee bezig? Milly,
kijk me eens aan. Wat is dat voor een vreemde opmerking?’
‘Het is toch waar?’ zei ze met haar ogen
gericht op de televisie.
‘Helemaal niet. Heb je niet naar de dokter
geluisterd?’
Ze zette een andere zender op de televisie
en zuchtte opnieuw. Deze keer leek de zucht uit haar tenen te komen.
‘Milly, ik houd van je,’ zei Jan-Jakob.
‘Als het jou slecht gaat, gaat het mij ook slecht. En het is niet waar
dat jouw lichaam het heeft laten afweten. Dat weet je best.’
‘Maar zo voelt het!’ wierp ze tegen. ‘Het
is mijn lichaam dat het kindje verloren heeft.’
‘Dat is zo. Mannen kunnen nu eenmaal niet
zwanger worden. Mannen kunnen bevruchten en je weet wat de dokter zei:
de vrucht was niet levensvatbaar. Daarom kan het net zo goed aan mij
liggen, omdat ik eventueel verkeerd, slecht zaad heb. Moet ik me
daarover schuldig voelen?’
‘Nee, natuurlijk niet. Als dat zo is, kun
je daar niets aan doen.’
‘Precies! Waarom geef je jezelf dan wel de
schuld?’
‘Ik ga koffiezetten.’ Milly kwam overeind
en liep de huiskamer uit.
Jan-Jakob keek haar hoofdschuddend na.
Oké, het was amper een week geleden gebeurd en de dokter had gezegd dat
het normaal was dat ze er een paar weken verdrietig over kon zijn. Daar
had hij aan toegevoegd dat het beter was dat ze voorlopig niet vrijden,
maar eerst wachtten tot ze weer een keer normaal gemenstrueerd had. Daar
had hij allemaal heus geen moeite mee, als ze hem maar niet zo afwees,
als ze hem maar toeliet in haar verdriet!
Nu was hij het die zuchtend overeind kwam.
Hij ging achter de computer zitten en tikte het adres in van de makelaar
die het huis in de krant aanbood. Al snel had hij het huis in beeld. Op
internet stonden allerlei foto’s van het huis, zodat hij prachtig kon
zien hoe ruim het was, hoe groot de kamers waren en vooral ook hoeveel
tuin erbij zat. Hij merkte dat hij er opgewonden van werd en dat zijn
hart sneller klopte. Dit was echt het huis dat ze al jaren zochten!
Zodra hij hoorde dat Milly de kamer weer
in kwam, keek hij om. ‘Je moet beslist komen kijken, joh. Het is
werkelijk een schitterend huis. Helemaal precies zoals we altijd
droomden.’
Ze zei niets, maar bracht wel de koffie
naar de computertafel en trok een stoel bij. ‘Oooo!’ zei ze met
duidelijke bewondering in haar stem. Ze trok de stoel nog dichterbij en
Jan-Jakob zag dat haar ogen oplichtten. Hij juichte inwendig van
vreugde. Even leek ze alle narigheid vergeten.
‘Je hebt gelijk. Het is gewoon een
plaatje. Zo groot. Drie verdiepingen en dan die balkons! Fantastisch.
Zijn er nog meer foto’s? Laat zien,’ moedigde ze hem aan, terwijl ze
zijn arm ongeduldig een por gaf.
Hij klikte met de muis op andere foto’s en
de ene na de andere mooie afbeelding kwam in beeld.
‘Waar staat het?’ vroeg ze haast ademloos.
‘In Meederveld.’
‘Waar ligt dat?’ vroeg ze verwonderd.
‘Dat heb ik al opgezocht. Niet ver
hiervandaan. Zo’n tien kilometer.’
‘Nooit van gehoord.’ Ze lachte. ‘Nu wonen
we al ruim drie jaar in Delfzijl en ik ken de omgeving nog niet.’
‘Het is vast een gehucht, maar het is
dichter bij de Eemshaven dan waar we nu wonen. Bovendien blijft Delfzijl
vlakbij voor als we iets nodig hebben wat je daar niet kunt krijgen.’
‘Zijn er wel winkels?’
‘Geen idee. Ik zal eens verder zoeken,’
zei Jan-Jakob opgelucht.
Milly bleef naast hem zitten en keek mee
met wat hij deed. ‘Kijk, er staat een schooltje, een lagere school. Dat
is in elk geval iets. Als Fay volgend jaar vier wordt, kan ze
daarnaartoe.’
Jan-Jakob knikte en was blij dat Milly zo
enthousiast reageerde. ‘Dan moeten er andere kinderen wonen. De school
hoeft niet groot te zijn, drie klassen misschien, maar kinderen moeten
er zijn.’
‘Drie klassen ...’ Milly glimlachte. ‘De
school die vlak bij ons huis in Den Haag stond, moest bijbouwen. Te veel
kinderen voor die school.’
Milly en Jan-Jakob kwamen niet uit
Delfzijl, maar waren geboren en opgegroeid in Den Haag. Echter al voor
ze elkaar ontmoetten, hadden ze beiden bedacht dat ze daar niet wilden
blijven wonen. Beiden hadden de droom een gezin te stichten en ergens op
het platteland te gaan wonen. Ze wilden geen van tweeën dat hun kinderen
op zouden groeien tussen de auto’s en de uitlaatgassen. Liever tussen de
koeien in de frisse lucht. Milly kende niemand die ook weg wilde uit Den
Haag en op het platteland wilde gaan wonen. Tot ze Jan-Jakob ontmoette
op een feestje bij een van haar collega’s. Dat was ruim zes jaar geleden
gebeurd. Het klikte meteen tussen hen en toen ze ontdekten dat ze
allebei dezelfde droom hadden, waren ze niet meer bij elkaar weg te
slaan.
Twee jaar later trouwden ze. Milly was al
vrij snel daarna in verwachting, en juist in die mooie, maar tevens
spannende tijd vond Jan-Jakob een vacature als hoofdwerktuigkundige in
de Eemshaven. Precies aan de andere kant van het land dus. Ze gingen
samen kijken of ze in die omgeving wilden wonen. Het weidse uitzicht en
de grote korenvelden bevielen hun direct en Jan-Jakob solliciteerde. Hij
kreeg de baan, want in die regio waren veel grote bedrijven, maar te
weinig werkzoekenden. Ook voor Milly was er dus werk. Zij werd
data-entry-medewerkster, oftewel iemand die gegevens invoert in de
computer. Het ging via een uitzendbureau en dat ze zwanger was, was geen
enkel probleem. Het was tijdelijk werk, maar ze wisten zeker dat ze na
haar bevalling ander werk voor haar zouden hebben.
Plotseling moesten ze verhuizen én de
kinderkamer inrichten. Er zat op dat moment niets anders op dan het
huurhuis aan te nemen dat de woningbouwvereniging van Delfzijl aanbood.
Al zeiden ze direct tegen elkaar, dat ze daar niet zouden blijven wonen.
Er was vanzelfsprekend niets op het huis tegen, maar het was hun
droomhuis niet. Het was een rijtjeswoning met een kleine voortuin en
best een redelijke achtertuin, maar ze wilden graag een vrijstaand huis
hebben met veel grond eromheen. Voor de kinderen.
Hun familie was het niet eens met die
beslissing. ‘Drie uur rijden,’ riep Milly’s moeder uit. ‘Zo’n eind wil
ik niet in de auto zitten.’
‘Dan komen wij naar jullie,’ vond Milly.
Natuurlijk was het een eind, maar ze wilde al zo lang weg uit Den Haag,
dat ze er alles voor over had.
Fay werd geboren. De bevalling verliep
prima. Hun ouders kwamen gezamenlijk naar hen toe, zodat de auto
afwisselend bestuurd kon worden en ze de benzinekosten konden delen.
Babs, Milly’s moeder, was weg van de kleine Fay, maar ze bleef mopperen
dat het zo’n eind rijden was. ‘Op deze manier zie ik mijn kleinkind niet
opgroeien,’ klaagde ze.
‘We sturen wel foto’s en, mamma, je hebt
e-mail. Misschien kunnen we via de webcam met elkaar praten!’ Die webcam
kwam er niet, omdat vooral Babs er tegen opzag om op die manier contact
te onderhouden. Ze had een hekel aan computers en vond het al een hele
belevenis om e-mails te versturen.
Nadat Milly en Jan-Jakob een beetje gewend
waren aan de nieuwe woonplaats, de winkels, de omgeving, aan het nieuwe
werk en vooral aan het ouderschap, begonnen ze om zich heen te kijken
naar hét huis dat ze zochten.
Dat viel echter nog niet mee. Ze hadden
inmiddels al tientallen huizen gezien, maar ze bleken allebei erg
kieskeurig te zijn en aan elk huis mankeerde wel iets. Gelukkig waren ze
het steeds roerend met elkaar eens, dus dat leverde geen problemen op.
Ze hadden weliswaar gehoopt sneller weg te zijn, maar ze woonden niet
onprettig, en daarom ook niet met tegenzin in de straat met
rijtjeshuizen. De mensen waren, als je ze eenmaal kende en als ze jou
eenmaal kenden, hartelijk en meelevend. Ze organiseerden geregeld een
feestje voor de hele straat, waar Milly en Jan-Jakob ook altijd voor
werden uitgenodigd. Er woonden trouwens meer mensen die van oorsprong
niet uit het noorden van het land kwamen en Milly en Jan-Jakob voelden
zich er prima thuis. Fay ging elke dag met Jan-Jakob mee naar zijn werk.
Daar hadden ze een kinderopvang voor kinderen tot vier jaar. Een ideale
oplossing.
Toen bleek dat Milly weer in verwachting
was, waren ze dolgelukkig. Fay zou net vier zijn als het kindje geboren
werd en eigenlijk vond Milly dat al wat aan de late kant, maar ze
begreep tegelijk waarom ze niet eerder zwanger was geworden. Althans, zo
had ze dat voor zichzelf beredeneerd. Al die drukte en spanning van de
nieuwe omgeving, de baan, het moeder zijn, het had haar lichaam een
beetje in de war gebracht. Maar nu was alles weer in orde.
Tot haar grote schrik en verdriet kreeg ze
al heel snel een miskraam. Die klap leek op dat moment bijna
onoverkomelijk. De dokter had nadrukkelijk gezegd dat ze gewoon pech
had. Dat het niet aan haar lag of aan Jan-Jakob. Ze kon gerust weer
zwanger worden en een gezond kindje baren. Maar de dokter kon praten wat
hij wilde, Milly voelde zich afschuwelijk.
Alleen dacht ze daar nu helemaal niet aan.
Met gulzige blikken verslond ze alles wat Jan-Jakob op het beeldscherm
van de computer toverde. ‘Kun je het niet met Google Earth bekijken?’
vroeg ze gespannen.
‘Goed idee.’ Jan-Jakob tikte het adres in
en even later hadden ze het gehucht in beeld, genomen vanuit de lucht.
‘Het lijkt een soort lintdorp, zie je
dat?’ Milly tuurde naar de foto die ze in beeld had.
‘Klopt,’ zei Jan-Jakob. ‘Eén lange straat
met daar een kleine zijweg. Zie je? Dat moet de straat met het huis
zijn.’
‘Doodlopend?’
‘Des te beter toch,’ vond hij. ‘Dan hebben
vreemde auto’s daar niets te zoeken. Rustiger kan het haast niet.’
‘We gaan morgenmiddag kijken, hoor!’
‘Ha, ik dacht dat je het nooit zou zeggen.
Natuurlijk doen we dat!’
‘Is het te betalen?’ Milly had nog totaal
niet naar de prijs gekeken.
‘De huizen hier zijn zo veel goedkoper dan
in Den Haag, dat moet ons lukken.’
De volgende dag was het zaterdag. ’s
Morgens deden ze boodschappen en wat huishoudelijk werk. Al was Milly
altijd vrij op woensdag, er bleef genoeg huishoudelijk werk over voor in
het weekend. Fay huppelde vrolijk met hen mee naar de supermarkt en
thuis hielp ze bij het dweilen van de keukenvloer. Het driejarige meisje
vond het altijd heerlijk als haar ouders samen thuis waren. Fay was een
gemakkelijk kind en Milly en Jan-Jakob genoten volop van haar
aanwezigheid.
‘Kom, schatje,’ zei Milly, ‘we gaan weer
in de auto.’
‘Weer?’
‘Ja, maar nu gaan we geen boodschappen
doen. We gaan een stukje rijden.’
‘IJsje, ijsje!’ riep Fay juichend.
‘Dat is een goed idee,’ zei Jan-Jakob, die
blij was dat Milly de hele ochtend al opgewekt was en duidelijk zin had
om het huis te gaan bekijken. Hij had bewondering voor haar dat ze haar
verdriet even opzij kon zetten voor hun droom. Maar die droom hadden ze
dan ook al jaren. Hij sloeg vluchtig een arm om Milly’s schouder en
drukte een kus in haar korte, blonde haar. ‘Spannend, hč?’
Ze knikte opgetogen.
Het viel hem op dat ze hem niet eens
wegduwde, zoals ze de afgelopen week veel gedaan had. Maar hij hield
zijn mond. Dit gelukkige moment wilde hij beslist niet kapot maken, al
wist hij dat ze er nog lang niet was. De afgelopen nacht had ze als een
stijve plank aan haar kant van het bed gelegen met een duidelijke muur
om zich heen die zei: raak me niet aan!
‘Kom, dames,’ zei hij monter en rammelde
met de autosleutels.
‘We moeten zeker twéé auto’s hebben als we
daar wonen,’ bedacht Milly opeens.
‘Dat denk ik wel, ja,’ was Jan-Jakob het
met haar eens. ‘We hebben niet dezelfde werktijden en jij hebt op
woensdag altijd vrij. Als er geen winkels zijn in Meederveld of stel dat
je naar de dokter moet, dan heb je een eigen auto nodig.’
‘De dokter ...’ Haar gezicht betrok en
Jan-Jakob kon zich wel voor de kop slaan dat hij juist die mogelijkheid
geopperd had. Aan de andere kant was het inderdaad beter dat ze zich
terdege realiseerde waar ze aan begon.
‘Tja, het was zomaar een voorbeeld,’
mompelde hij.
‘Je hebt gelijk. We kunnen er niet op
rekenen dat de buren een auto klaar hebben staan en ons willen brengen
in noodgevallen.’
‘Er zal toch wel een huisarts in
Meederveld zijn,’ zei Jan-Jakob.
‘Dat kan, maar geen ziekenhuis.’
Jan-Jakob toetste de postcode van het huis
dat te koop stond in in het navigatiesysteem en dat gaf aan hoe ze
moesten rijden. ‘Oké, daar gaan we. Kijken of onze droom eindelijk
werkelijkheid wordt.’
‘Het is al geweldig dat het een eind
buiten Delfzijl staat,’ zei Milly.
Hij kon horen dat haar stem iets van de
glans kwijt was. En dat, omdat hij de dokter genoemd had. Suf, dacht
hij, zo suf! Hij wilde zijn hand op de hare leggen, maar durfde het
niet. Stel dat ze haar hand weer wegtrok. Hij kon best tegen een
stootje, maar het betekende dat al haar vreugde voorbij was en dat wilde
hij eigenlijk niet voelen.
‘Delfzijl is met zijn 25.000 inwoners
natuurlijk ontzettend klein vergeleken bij Den Haag,’ ging Milly
gelukkig verder, ‘maar het is me wel te druk.’
‘Ik denk dat het huis zo afgelegen staat,
dat je de auto’s en de stadsgeluiden nog gaat missen.’
‘Nooit!’ riep ze vol overtuiging.
Hij keek even opzij en er verscheen een
warme glans in zijn ogen. Ze was er weer. Haar verdriet was weggezet. Ze
zag er vol verwachting uit.
‘IJsje!’ riep Fay vanaf de achterbank.
‘Straks,’ zei Milly. Ze draaide zich om.
‘We gaan eerst een eindje rijden en kijken, daarna zoeken we een
ijswinkel op.’
Met het navigatiesysteem was het geen
enkel probleem het adres te vinden, maar ze vermoedden dat ze het zonder
dat apparaat moeilijk gevonden zouden hebben. Nergens stond een bordje
richting Meederveld, toch reden ze zomaar het gehucht binnen.
Milly ging op het puntje van de stoel
zitten en keek nieuwsgierig alle kanten op. ‘Hier woont geen kip,’ zei
ze verrast.
‘Dan nemen wij die,’ zei Jan-Jakob
enthousiast.
‘Ja, dat zou leuk zijn. O, hier is het
schooltje. Inderdaad maar een paar klaslokalen.’
Jan-Jakob reed er stapvoets voorbij, zodat
ze alles goed in zich op konden nemen. ‘Het lijkt een behoorlijk lang
gehucht te zijn. Eén rechte straat met aan weerszijden huizen. Niets
achter die huizen, alleen maar weilanden. Inderdaad een lintdorp,’
constateerde hij.
Toch zei het navigatiesysteem op een
bepaald ogenblik dat ze rechtsaf moesten slaan.
‘Doodlopend,’ zei Milly.
‘Dat zal de straat zijn die we zoeken.’
Ze zagen geen straatnaambordje, maar reden
de straat in, die een paar honderd meter lang was. Links stonden tien,
misschien elf huizen en rechts slechts drie. De huizen waren vrijstaand
en allemaal redelijk groot, maar stonden wel tamelijk dicht op elkaar.
Een enkel huis was een boerderij, of vroeger een boerderij geweest.
‘Toch een vreemde bouw,’ vond Milly, ‘deze
korte straat haaks op de hoofdstraat.’
Jan-Jakob knikte en probeerde de
huisnummers te ontcijferen, maar een groot bord met de woorden Te
koop wees hen waar ze moesten zijn. Er stond een busje naast het
huis en er kwam iemand naar buiten met een grote stapel linnengoed.
‘We zijn er.’ Toch reed Jan-Jakob nog een
stukje door. ‘Hier kunnen we keren, verder gaat de straat niet.’
‘Ik zie het nu al zitten,’ zei Milly
opgewonden. ‘De rust van de straat en vooral de grote, oude huizen. Ik
denk dat ze van voor de oorlog zijn.’
‘Zou kunnen.’ Jan-Jakob opende zijn
portier. ‘Even rondkijken?’
‘Wat een vraag!’ Milly sprong de auto uit,
deed het achterportier open en hielp Fay uit haar stoeltje. ‘Bij mamma
blijven, hoor,’ zei ze en pakte haar dochtertje bij de hand, terwijl ze
ondertussen naar het huis keek. ‘Ze zijn aan het verhuizen,’ fluisterde
Milly in Jan-Jakobs oor.
‘Daar lijkt het op, ja.’
‘Dan komt het al gauw leeg.’
Hij keek haar warm aan. Het deed hem goed
haar glunderende gezicht te zien. Ze leek weer even helemaal de Milly
met wie hij getrouwd was. Hij hoopte dat het blijvend was, al wist hij
dat hij daar niet op moest rekenen.
‘Hallo! Nieuwsgierig naar het huis?’ De
vrouw die het linnengoed naar het busje had gebracht, keek hen hartelijk
aan. Ze was een jaar of zestig, had blozende wangen en gaf een prettige
indruk.
Jan-Jakob stapte op haar af. ‘Inderdaad.
We hebben nog geen afspraak met de makelaar gemaakt, omdat we eerst de
ligging wilden bekijken, maar die bevalt ons wel.’
‘Het huis zal jullie beslist ook bevallen.
Als je van stilte houdt.’ De vrouw lachte.
‘Waarom gaan jullie dan weg?’ vroeg Milly.
‘Dit is ons huis niet. Het is het
ouderlijk huis van mijn man. Zijn ouders woonden hier tot voor kort,
maar zij zijn allebei onlangs overleden. Dus stond het leeg. Mijn man
heeft twee zussen en een broer, maar niemand was geďnteresseerd in het
huis. Net zo min als onze kinderen. Dat is de reden waarom we het
verkopen.’
‘Maar ik heb hier met veel plezier
gewoond,’ voegde de zoon toe, die bij hen was komen staan. ‘Ik had hier
een heerlijke jeugd. Je kon hier ravotten en dieren houden. Maar nu
wonen we in Delfzijl en dat bevalt me toch beter.’ Hij stak zijn hand
naar hen uit. ‘Douwe,’ stelde hij zich voor. ‘Willen jullie het
vanbinnen zien?’
‘Nou, graag, als dat niet lastig is?’
‘Nee, we zijn hier nu. Als je eerst een
afspraak maakt, moeten we er speciaal voor komen. Niet dat Delfzijl ver
is,’ haastte hij zich erbij te zeggen, ‘als we hierheen moeten, zijn we
er zo.’
‘Is hier wel een dokter in de buurt?’
vroeg Milly.
‘Ik geloof het niet meer, nee, die zit in
Delfzijl, maar hij is er zo, als het moet. Alles is best dichtbij, als
je een auto hebt. Kom, dan laat ik jullie de woning zien.’
‘Niet naar de rommel kijken,’ zei de
vrouw. ‘We zijn bezig het leeg te halen.’
Binnen keken ze hun ogen uit. ‘Het lijkt
in werkelijkheid nog groter,’ zei Milly.
‘Omdat de kamer bijna leeg is,’ zei
Jan-Jakob. ‘Maar ruim is het hier wel.’
‘Die serre is ook geweldig. Staat de zon
daar vaak?’ vroeg Milly.
‘Ja,’ zei Douwe, ‘die is op de zonkant
gebouwd. Daarom zit hij aan de achterkant van de kamer. Je kunt er soms
niet zijn, zo warm kan het er worden, maar als je tomaten wilt kweken,
is het een prima plek.’
In de keuken slaakte Milly een diepe zucht.
‘Precies wat ik altijd wilde. Zo’n grote keuken dat je in het midden een
ronde tafel kunt zetten.’
‘Dat hadden wij ook,’ zei Douwe. ‘Nu gaan
we naar boven.’
Milly hield Fay stevig vast toen ze de
trap op gingen. Het kleine meisje begreep niet wat er aan de hand was,
maar ze huppelde vrolijk mee.
Boven waren drie ruime slaapkamers, een
badkamer met douche, bad en tweede toilet en op de zolder waren twee
kleinere kamers afgetimmerd.
‘Je kunt hier heel wat kinderen
onderbrengen,’ zei de man opgewekt.
Milly’s gezicht betrok. ‘Dan moet je ze
wel krijgen,’ mokte ze.
Douwes vrouw, die meegelopen was, had door
dat hij een verkeerde opmerking gemaakt had. ‘Het begin is er, toch?’
zei ze op een troostende manier en met een blik naar Fay.
Milly knikte en zweeg, maar ze keek somber
voor zich uit..
‘We kunnen hier in elk geval logees
ontvangen,’ probeerde Jan-Jakob haar weer wat op te monteren. ‘Misschien
dat je ouders nu een weekend willen komen.’
‘Ja, dat zou leuk zijn, maar ik denk niet
dat mijn moeder het hier naar de zin zal hebben. Dat is zo’n stadsmens.
Zeg, wonen hier ook kinderen in de buurt?’
Douwe schudde zijn hoofd. ‘In dit straatje
niet. Hier wonen voornamelijk oudere mensen. En een jonge kunstenaar,
maar die is alleen en heeft geen kinderen.’
‘Toch hebben we een schooltje gezien.’
‘Klopt. En dat is nog steeds in gebruik,’
vertelde Douwe enthousiast. ‘Daar ben ik al op geweest. Er komen
kinderen uit de hele omgeving naartoe. Het is een streekschooltje. Dat
was wel mijn leukste tijd hier. Kleine klasjes, daar hield ik van. Maar
ze kwamen niet vaak bij me spelen, behalve als ze mochten blijven
logeren. Voor een middagje vonden ze het te ver weg.’
Milly glunderde. ‘Dat lijkt me wel wat.
Vriendinnetjes van Fay die blijven slapen. Ik zie het al voor me.’
‘Zo te zien hebben jullie zin in dit
huis,’ zei Douwe.
Milly en Jan-Jakob keken elkaar aan, maar
ze hoefden niets te zeggen. Jan-Jakob pakte Milly’s hand en sprak voor
haar. ‘Ja, ik denk dat we maar een bod gaan uitbrengen bij de makelaar.’
‘Nergens voor nodig. Doe dat hier maar,
dan verkopen wij het.’
‘Maar je hebt een makelaa...’ protesteerde
zijn vrouw.
‘Natuurlijk, en die moet ook betaald
worden. Die heeft zijn werk goed gedaan. Ik neem tenminste aan dat
jullie op zijn advertentie zijn afgekomen, anders had je dit nooit
gevonden. We hoeven alleen niet moeilijk te doen. Als wij het eens
kunnen worden, weet iedereen meteen waar-ie aan toe is.’
‘Zo mag ik het horen,’ vond Jan-Jakob.
‘Maar geef me even een paar minuten met mijn vrouw alleen.’
‘Ik wil eerst de tuin zien,’ zei Milly.
‘Sorry,’ zei Douwe verontschuldigend. ‘Ik
ben veel te blij dat er kijkers zijn. De makelaar had gedacht dat het
maanden kon duren, misschien zelfs jaren. Vandaar mijn enthousiasme. Kom
mee.’
Ze liepen de trappen af, kwamen door de
keuken, stapten naar buiten en stonden daar ademloos stil.
‘Nou?’ vroeg Douwe nieuwsgierig.
‘Wat ruim!’ riep Milly uit. ‘Veel groter
dan ik dacht.’
‘Kom, achterin staan een schommel en een
zandbak. Ik weet niet of dat zand nog te gebruiken is, maar de schommel
is zeker stevig genoeg.’
Even later gierde Fay het uit van plezier.
Ze hield zich stevig met beide handjes vast, terwijl Jan-Jakob haar
steeds een duwtje in de rug gaf.
‘Wat is dat?’ vroeg Milly, wijzend op een
houten geval.
‘Konijnenhok. Achter dat schuurtje staat
een kippenhok. Die dingen wilden we eigenlijk niet afbreken, tenzij
jullie erop staan.’
Milly liep ernaartoe. Ze had geen verstand
van bouwwerken, maar de hokken zagen er volgens haar goed bruikbaar uit.
En al had Jan-Jakob net voor de grap gezegd dat ze kippen konden nemen,
het was wel degelijk een wens van haar.
Ze zag het hier helemaal zitten. Dit was
werkelijk haar droomhuis. Zo had ze het zich altijd voorgesteld. Ergens
volkomen buitenaf met veel ruimte eromheen voor onder andere een
groentetuin. Ze liep langs het kippenhok, zag nog een soort van
schuurtje en bleef stilstaan voor het prikkeldraad. Tot zo ver reikte de
tuin en van waar ze nu stond, had ze zicht op eindeloze velden. In de
verte zag ze koeien lopen. Ze zuchtte van genot. Ja, dit huis moesten ze
kopen.
‘Dit is een pruimenboom,’ vertelde Douwe
die haar gevolgd was. ‘Ze zijn al bijna rijp, zie je. Ze zijn heerlijk
om zo te eten, maar ook erg lekker als jam. Dat was mijn moeders hobby.
Jam maken.’ Even gleed er een weemoedige blik over zijn gezicht. ‘Mijn
vader heeft dit huis zelf gebouwd. Ze woonden aan de lange straat van
Meederveld. Daar zijn ze allebei geboren en getogen. Onze opa had hier
een stukje grond. Daar mocht niet op gebouwd worden, tot die mensen die
vroeger op nummer 1 woonden, wel toestemming kregen om te bouwen. Toen
was het hek van de dam en wilde iedereen hier bouwen. Opa vroeg ook
toestemming en hij gaf de grond aan mijn vader, die trouwplannen had. En
zo ontstond dit huis. De kavels zijn hier een stuk groter dan aan de
hoofdstraat en binnen de kortste keren stonden hier een stuk of vijftien
huizen. De gemeente schrok ervan en gaf een bouwverbod af. Dus er zullen
waarschijnlijk nooit huizen bij komen. Het is een vreemd straatje, zo
midden door de weilanden, maar het is een fantastische plek.’
‘Dat vind ik ook,’ zei Milly. ‘Wanneer
zijn de huizen gebouwd?’
‘Eens zien, mijn vader is vijfentachtig
geworden en hij was begin twintig toen hij trouwde. De huizen zullen een
jaar of vijfenzestig zijn, dus van 1945 ongeveer. Ja, natuurlijk, van
vlak na de oorlog.’ Douwe grijnsde. ‘Hoe kon ik dat vergeten. Mijn vader
heeft zo vaak verteld hoe moeilijk het in die tijd was om aan alle
bouwmaterialen te komen.’
‘Maar het is mooi geworden,’ zei Milly.
‘Ik hou van oude huizen, die hebben altijd veel meer sfeer dan nieuwe.’
Douwe draaide zich om en wilde teruglopen,
maar blijkbaar schoot hem iets te binnen. ‘Je moet oppassen voor dit
prikkeldraad. Nu staan de koeien in de verte, maar als daar het gras op
is, heb je kans dat ze hier komen grazen. De boer wisselt dat telkens af.
Als ze hier vlakbij lopen, staat er stroom op het prikkeldraad om te
voorkomen dat ze de wei uit lopen. Als je het aanraakt, krijg je een
schok.’
Milly keek hem geschrokken aan. ‘Kan Fay
hier dan wel veilig spelen?’
‘Ik herinner me dat wij daar vroeger een
afscheiding hadden met een hekje dat op slot zat. We konden op die
manier de kippen niet plagen en niet bij het schrikdraad komen. Achter
de zandbak, zeg maar. Zo kan je dochter veilig buiten spelen.’
‘Jaja, ik snap het. Dat moeten wij ook
maar doen, want schrikdraad in de tuin vind ik doodeng.’
‘Het valt mee, hoor,’ zei Douwe monter.
‘Ik heb het weleens beetgepakt en er niets aan overgehouden. Maar je
praat alsof het huis al van jullie is.’
Milly lachte. ‘Oké, laat ons even alleen.’
Douwe trok zich bescheiden terug, terwijl
Jan-Jakob en Milly in de tuin waren en Fay nog heen en weer schommelde.
‘En?’ vroeg Jan-Jakob. ‘Moeten we nog iets
bespreken?’
‘Wat mij betreft niet.’
‘Oké. Laten we onderhandelen. Eens zien of
we wat van de prijs af krijgen.’
Haar ogen glunderden en Jan-Jakob moest
gewoon een warme zoen op haar mond drukken. ‘Eindelijk,’ zei hij
uitgelaten. ‘Eindelijk ons droomhuis gevonden.’ |