Jij was mijn alles

Natuurlijk moet je je kind loslaten. Natuurlijk moet je blij zijn als blijkt dat je je kind zo hebt grootgebracht, dat het zelfstandig verder kan. Etske (44) is daar zelfs trots op. Maar daarom is het nog niet gemakkelijk! En bovendien: wat moet ze nu met haar leven? Haar dochter Laura (19) betekende alles voor haar! Etske heeft weliswaar een baan, maar ze weet niet hoe ze verder moet nu haar dochter in een andere stad gaat wonen om te studeren. Haar toekomst lijkt opeens een groot zwart gat.

 

 

Terug naar Nieuws

Terug naar Romans

   

HOOFDSTUK 1

 

Manmoedig bleef Etske zwaaien zolang ze de auto kon zien, maar zodra hij de hoek om was en uit beeld verdwenen, liet ze haar arm in een moedeloos gebaar zakken. Ze voelde de tranen in haar ogen omhoogkomen, maar was stiekem ook trots op zichzelf. Ze had het gered. Ze had zich grootgehouden zolang Laura er nog was. Ze was niet in huilen uitgebarsten, maar had lachend haar dochter nagekeken.

Nu was ze weg, en Etske wilde niets liever dan haar tranen de vrije loop laten, maar nog vermande ze zich. De buurt hoefde niet te zien hoe erg ze het vond, want diep van binnen wist ze zelf heus wel dat het belachelijk was dat ze het zich zo vreselijk aantrok dat Laura het huis uit ging.

Ze draaide zich om en liep het hoge flatgebouw in. Ze voelde zich zo verdrietig dat ze moeite had haar ene voet voor de andere te zetten. Normaal nam ze altijd de trap naar de derde verdieping. Etske was vierenveertig, en behoorde niet meer tot de allerjongsten. Ze was daarom van mening dat ze zo veel mogelijk moest bewegen om gezond te blijven. De lift nam ze alleen als ze zware tassen met boodschappen bij zich had. Maar nu voelde haar hart zo zwaar, dat ze er niet mee kon sjouwen. Ze trok de liftdeur open en stapte naar binnen. Blij dat de lift er nog stond, nadat Laura hem gebruikt had om haar spullen mee naar beneden te brengen. Ze onderdrukte een snik en drukte op de 3. Een moment sloot ze haar ogen, terwijl de lift haar naar boven bracht.

Binnen overviel haar de stilte als een klamme deken. Ze rilde en wilde op de bank af lopen om te gaan zitten huilen. Toch voelde ze dat het beter was zich groot te houden. Niet voor Laura, niet voor de buren, maar voor zichzelf. Ze was bang dat – als ze eenmaal echt begon met huilen – ze er niet mee kon ophouden. In de keuken stond nog een kop koffie in de thermoskan, wist ze. Ze liep ernaartoe, schonk de koffie in, terwijl haar blik viel op de vrolijk gekleurde mok van Laura, die op het aanrecht stond. Er ontsnapte haar een zucht. Etske spoelde de mok om en zette haar terug, maar bedacht zich. Stel dat ze die avond niet zou afwassen, dan vond ze de mok morgen weer. Als een stille getuige van het feit dat Laura voorgoed weg was.

Nou ja, dacht ze schamper, voorgoed. Zo voelde dat. Maar over twee weken zou ze er alweer zijn om het weekend bij haar moeder door te brengen. ‘En ik breng m’n wasgoed mee, hoor, mem!’

Etske pakte de mok, spoelde die nu beter om, droogde de mok af en zette haar in de kast, zodat ze er niet meer tegenaan hoefde te kijken. Haar koffie nam ze mee naar de woonkamer, waar ze zich eindelijk op de bank liet zakken.

Toch kwam ze de volgende seconde al overeind, omdat ze opeens wist wat ze zou gaan doen. In de grote kast in de rommelkamer lagen de fotoalbums, waarin ze kon zien hoe Laura was opgegroeid van een schattige baby tot een prachtige jonge vrouw. Ze koos voor het album, dat onder op de stapel lag. Het album dat met een trouwfoto begon, een trouwfoto uit 1990.

Ze had er lang niet meer in gekeken, maar Etske sjorde net zo lang tot ze het er onderuit gekregen had en nam het dikke album mee naar de kamer. Ze legde het op de salontafel en ging weer op de bank zitten, maar sprong direct opnieuw overeind. De stilte in huis moest verdreven worden.

In een laatje in de hoge boekenkast lagen een paar cd’s. Etske glimlachte terwijl ze ertussen zocht naar iets waar ze op dat moment naar kon luisteren. Laura had het knap ouderwets gevonden, haar cd-speler. ‘Iedereen heeft tegenwoordig een dvd-speler, mem.’ Maar Etske had dat voor zichzelf niet nodig gevonden. Er klonk zo vaak muziek door hun flat. Laura’s muziek. Lang niet altijd Etskes smaak, maar dat vond ze niet erg. Ze genoot ervan als Laura muziek afspeelde. Aan de soort muziek kon ze horen in welke stemming haar dochter was. Meestal was ze goedgemutst en daar werd Etske zelf ook weer vrolijk van.

Ze koos voor een pianoconcert, maar draaide het volume zo laag, dat het niet meer was dan achtergrondmuziek. Ze wist dat ze toch niet in staat was om te luisteren, al was ze gek op pianomuziek. Maar ze had nu uitsluitend behoefte aan muziek die de flat wat leefbaarder maakte en waar de stilte niet overal bovenuit schreeuwde.

Opnieuw ging ze zitten. Ze zag haar koffie staan, maar die was nu wel koud. Een flinke slok bewees dat ze gelijk had. Zou ze verse zetten? Ze keek naar het album en knikte in zichzelf. Daar ging vast een paar uur in zitten. Dat kon ook en mocht van haarzelf. De rest van de dag was ze vrij. Ze had speciaal voor het uitzwaaien van Laura een hele snipperdag genomen. Natuurlijk had ze van tevoren geweten dat ze daar om tien uur ’s morgens mee klaar zou zijn en nog gerust urenlang zou kunnen werken, maar ze had net zo goed van tevoren geweten, dat ze zich absoluut niet zou kunnen concentreren op haar werk.

Weer kwam ze in de benen. In de keuken zette ze een nieuwe pot koffie. Ze sneed een plak ontbijtkoek af en besmeerde die met halvarine. Terwijl de koffie doorliep, nam ze een hap van de koek en keek door het raam naar buiten. Als ze met haar neus tegen het glas ging staan, kon ze net op de straat kijken. Ze woonde in een prachtige flat aan de rand van het centrum van Amsterdam. Eigenlijk heette het een appartement, maar dat vond ze zelf een te chic woord. Tien jaar geleden had ze het kunnen kopen en waren Laura en zij erin getrokken. Voor die tijd woonden ze ook in een flat in Amsterdam, maar veel kleiner. In feite hadden ze samen niet meer nodig dan een flat met twee slaapkamers, maar Laura werd groter en had een bureau nodig om haar huiswerk aan te maken en dat paste niet op haar eigen kamertje. Daarom was Etske rond gaan kijken en ze was voor dit appartement gevallen. Alle woningen waren hoekwoningen. Het trappenhuis en de liften zaten in het midden. Op elke verdieping waren vier appartementen. De woonkamer en Laura’s slaapkamer hadden elk een ruim balkon, die ze veel gebruikt hadden de afgelopen jaren.

De koffie was klaar en Etske schonk haar leeggegooide kop weer vol. De rest deed ze in de thermoskan.

Voor de zoveelste keer ging ze op de bank zitten. Deze keer nam ze direct een slok en even rilde ze van de hitte, maar ze voelde dat de koffie haar goeddeed. De hete drank gleed door haar keel en slokdarm en verwarmde haar van binnen uit. Ook de muziek was aangenaam. Zou ze een sigaret opsteken bij de koffie?

Etske aarzelde. Ze rookte nooit door de week, alleen in de weekends en zeker niet in de woonkamer, waar Laura ook elke dag kwam. Laura wist niet eens dat ze rookte, omdat ze het altijd in haar eentje deed. Meestal lag Laura al in bed. Hoewel ze het laatste jaar soms nog thuis moest komen en later dan Etske naar bed ging. Maar Laura kwam nu niet meer, dus wat hield haar tegen? Vermoedelijk de angst om verslaafd te raken. Nu rookte ze nooit meer dan twee, hooguit drie sigaretten in een weekend. Altijd op het balkon. Als ze ermee begon door de week en in de woonkamer te gaan roken, was het eind zoek. Bovendien was een sigaret voor Etske altijd bedoeld als een klein feestje en erg feestelijk voelde ze zich nu bepaald niet. Al constateerde ze wel dat ze inmiddels een stuk rustiger geworden was.

Ze nam nog een slok van de warme koffie, controleerde of er geen halvarine op haar vingers was terechtgekomen en pakte het zware album van tafel. Ze trok het op schoot en sloeg het open.

Er stond een jong, gearmd bruidspaar voor de grote openstaande deuren van de kerk. Ze keken stralend naar de fotograaf. Hij in een grijs pak, zij in een witte trouwjapon. Het was april 1990. Eenentwintig jaar geleden. Een stralende dag. Ze slikte.

 

Wat was ze gelukkig. Ze waren net naar het stadhuis geweest, waar ze elkaar hun jawoord gegeven hadden. Ze waren getrouwd, Laurens en Etske, vanaf nu: meneer en mevrouw Mijers. In de kerk zou hun huwelijk ingezegend worden. Alle genodigden en nieuwsgierigen zaten al binnen. Zij zouden als laatsten gaan. Werkelijk iedereen was gekomen. Etskes familie, die van Laurens. Hun collega’s, vrienden en vriendinnen. En de zon. Die was er direct ’s morgens vroeg al geweest en was de hele dag royaal met haar stralen en warmte.

‘Hoe is het, mevrouw Mijers?’ fluisterde Laurens met een grijns. ‘Zullen we naar binnen gaan of wil je nog langer van het zonnetje genieten?’

Ze keek hem vol liefde aan, drukte zijn arm tegen haar lichaam en glimlachte. ‘Het is hier weliswaar heerlijk, maar dit verwarmt alleen de buitenkant en binnen...’

Laurens drukte een zachte kus op haar lippen en knikte naar de fotograaf. ‘We gaan,’ zei hij.

‘Sta ik wel aan de juiste kant?’ vroeg Etske plotseling zenuwachtig. ‘Ik ben nu toch met je getrouwd?’

‘Dat is zo. Eh... Ik moet rechts lopen,’ antwoordde Laurens.

‘Gelukkig, dan is het goed.’ Ze keek achterom naar haar sleep, maar twee kleine meisjes, kinderen van haar oudste broer, waren al bezig de sleep op te tillen, zodat hij niet vies werd bij het lopen. Etske keek vertederd naar hen, maar vergat vervolgens alles omdat Laurens haar arm een kneepje gaf en ze mee moest de kerk in, waar het orgel luid begon te spelen en alle gasten opstonden, zodat zij door een haag van mensen die ze liefhadden naar voren konden lopen.

 

Etske pakte haar kopje op en dronk het leeg. Iedereen had gezegd dat het een mooie dienst was geweest en dat de dominee mooie woorden had gesproken, maar Etske had er weinig van mee gekregen. Het feit dat ze getrouwd was en nu Laurens’ achternaam droeg, maakte haar zo gelukkig, dat ze nauwelijks haar aandacht bij de dienst had kunnen houden. Gelukkig had iemand een groot deel ervan opgenomen als film, zodat ze het later nog eens terug had kunnen zien.

Ze herinnerde zich nu ook dat ze af en toe meer met haar gedachten bij haar familie was geweest dan bij wat de dominee zei. Ze wist namelijk heel goed dat ze haar ouders teleurstelde door na haar huwelijk in Amsterdam te blijven wonen. Voor hun gevoel was dat de andere kant van de wereld en waren ze hun enige dochter daardoor voorgoed kwijt. Daarom was ze extra blij dat iedereen van haar familie die ‘grote, lange’ reis, zoals haar moeder zuchtend kon zeggen, toch ondernomen had voor haar.

Bovendien hielden ze niet van de drukte in Amsterdam en zeker niet van de brede snelwegen eromheen. Ze kwamen uit een klein dorp vlak boven Leeuwarden, waar het ontzettend rustig was. Weinig mensen, weinig verkeer. Zeker wanneer je het met Amsterdam vergeleek. Ze konden maar niet begrijpen dat Etske destijds in Amsterdam was gaan wonen om te studeren en al helemaal niet dat ze er ook bleef wonen nadat ze afgestudeerd was.

Etske echter was verliefd geworden op de stad. Zij hield juist van de drukte, van de andere cultuur, de grote variëteit aan mensen. Hbo-rechten deed ze en haar medestudenten waren zulke andere types dan ze kende van de vwo in Leeuwarden. Vlotter, mondiger, zelfstandiger. Dat sprak Etske allemaal zo aan dat ze volkomen verknocht raakte aan Amsterdam en wist dat ze de stad nooit meer zou verlaten.

Toen ze daarnaast Laurens ontmoette, die eveneens rechten studeerde, maar een jaar verder was, wist ze zeker dat ze nooit meer zou vertrekken.

Het was liefde op het eerste gezicht. Een verhaal uit een boek. Etske had nooit geloofd dat zoiets kon gebeuren, maar het overkwam haar. De ietwat donker getinte jongeman met krullende donkere haren en sprekende donkerbruine ogen bleek ook tot over zijn oren verliefd, op haar.

Ze vormden een fantastisch paar om te zien, want Etske was qua uiterlijk in alles het tegenovergestelde. Haar huid was bleek, haar halflange haren zo blond dat ze soms zelfs wit leken. Haar ogen waren lichtblauw. Rond haar neus had ze ’s zomers kleine sproetjes. Als stel werden ze geregeld nagekeken, zo groot was het contrast.

De muziek in de kamer was ermee opgehouden, merkte Etske. Ze had er eigenlijk niets van gehoord. Toch besloot ze de cd nogmaals te draaien. Vandaag kon ze niet tegen stilte.

Vanuit de zak van haar colbertje klonk opeens een geluidje. Verrast en nieuwsgierig haalde ze haar mobiele telefoon tevoorschijn. Een sms’je van Laura. Was ze nu al in Leeuwarden aangekomen? Of was er onderweg iets gebeurd? Ze legde het fotoalbum op de tafel en terwijl ze met haar vingers op de toetsen drukte om het sms’je in beeld te krijgen, wierp ze een blik op de klok en zag ze dat het bijna halftwaalf was. Ze kon inderdaad aangekomen zijn. Opgelucht keek ze wat haar dochter te melden had.

Bedankt voor de bloemen, mem.

Etskes gezicht vertrok tot een grote glimlach. Het was een erg kort berichtje, maar het was precies genoeg. Ze vertelde ermee dat ze goed aangekomen was op haar kamer, want daar stonden de bloemen immers. Die had Etske door een tante, die in Leeuwarden woonde, laten bezorgen. Het leek haar prettiger voor Laura om in een gezellige kamer te komen, dan in een kille. Natuurlijk had ze spullen genoeg bij zich om de kamer binnen de kortste keren tot een gezellige ruimte om te toveren, maar bloemen maakten het net iets meer af. Omdat Etske wist dat Laura het niet ruim zou hebben en daarom haar geld niet zou besteden aan bloemen, had zij daarvoor gezorgd.

Etske stond op. Ze merkte dat ze plotseling een stuk lichter liep. De eerste stap was gezet. Laura was weg én heelhuids aangekomen. Etske drukte de cd-speler nog eens aan en haalde koffie. Door het raam zag ze opnieuw wat voor lekker weer het was. Wat deed ze eigenlijk binnen? Ze kon minimaal op het balkon gaan zitten. Stom om met dit mooie weer niet naar buiten te gaan. Ze hadden al zo’n slechte zomer met veel regen en wind achter de rug. Van een zonnige septemberdag moest ze juist extra genieten.

Toch vond ze niet voldoende moed om het album en de koffie naar het balkon te brengen. Zo zonnig als het buiten was, zo voelde ze zichzelf nog niet. Juist daarom moest ze naar buiten gaan. Dat wist ze zelf heel goed. De zon zou haar haar opgewekte humeur vanzelf weer teruggeven, maar ergens voelde het alsof ze nog even wilde blijven hangen in de trieste stemming van die morgen.

Vanmiddag ga ik een stuk wandelen, dacht ze. Of misschien gewoon ergens op een bankje zitten en mensen kijken. Ik moet energie opdoen op mijn vrije dag. Niet in de put zakken, maar mijn hoofd boven water houden.

Ze keek naar het album en herinnerde zich dat er in de grote kast op haar slaapkamer een fotoalbum lag met alleen maar trouwfoto’s. Dat had de fotograaf voor hen gemaakt. In het album op haar schoot zaten wat foto’s die dubbel waren of die familieleden gemaakt hadden. Ze sloeg een bladzijde om en daar was de hele familie.

Etske gleed met haar vinger langs de hoofden. Laurens en zij stonden natuurlijk in het midden. Rechts van hem de ouders van Etske en daarnaast de enige grootouder die ze destijds nog had, oma Etske. De oma naar wie ze vernoemd was. Links van haar stond Laurens’ vader. Zijn moeder was het jaar ervoor overleden. Etske was zo blij dat ze haar tenminste nog had leren kennen, zodat ze een beetje wist wat voor vrouw ze was geweest. Laurens miste haar vreselijk op die dag en dat was logisch. Je moeder hoorde erbij te zijn als je trouwde! Wel waren de ouders van zijn vader er. Die stonden daar weer naast. Achter hen stonden de twee broers van Etske, die allebei ouder waren dan zij en al een paar jaar getrouwd waren en kinderen hadden.

Er waren ook tantes en ooms geweest, maar die stonden hier niet op. Dit was alleen hun naaste familie.

‘Ik ga wandelen,’ zei ze onverwachts hardop de kamer in. Ze knikte bevestigend. Ze moest niet de hele dag op de bank blijven zitten. Ze moest zon op haar gezicht voelen, de wind door haar haren. Ze moest bewegen en haar spieren voelen. Energie opdoen, en haar hoofd leeg laten waaien. Die foto’s liepen niet weg, maar van de zon wist je het maar nooit. Ook wist ze dat ze stoppen moest met piekeren, anders werd het alleen maar erger.


Gekleed in een spijkerbroek en een T-shirt, met een fleece jack losjes om haar schouders geslagen, liep Etske een kwartier later de trappen af. Naar beneden lopen was altijd gemakkelijker dan naar boven, maar ze voelde dat ze nu lichter liep en dat dat niets met de trap te maken had. Het moest door het sms’je komen, want als ze erover nadacht, zag ze toch alleen maar een grote zwarte duisternis voor zich in het verschiet. Hoe moest ze haar eigen toekomst in gaan vullen? Waarmee? Wat moest ze gaan doen zonder Laura in huis?

Al wist Etske logischerwijs al maanden dat Laura van plan was in Leeuwarden te gaan studeren, toch had ze die gedachte al die tijd voor zich uitgeschoven en voelde het vandaag alsof ze van de ene op de andere dag geen moeder meer was. Dat tijdperk was afgesloten. Vanzelfsprekend bleef Laura haar dochter en zou Etske haar in alles wat maar mogelijk was, bijstaan en verzorgen, maar ze woonde niet meer thuis. Etske zou nooit meer exact weten waar Laura was en wat ze aan het doen was. Zoals de afgelopen negentien jaar. Moeder, of mem, zoals Laura haar altijd genoemd had – het enige Friese woord dat ze ooit geleerd had – moeder op de manier zoals tot nu toe, zou ze nooit meer zijn. Moeder op afstand, dat was wat ze van nu af was en dat voelde aan de ene kant heel goed, maar aan de andere kant ging haar hart eraan kapot.

Het voelde goed, omdat ze haar dochter opgevoed had tot een zelfstandige jonge vrouw die ervan overtuigd was dat ze op zichzelf kon wonen. Daar was Etske best trots op. Ze had het goed gedaan, hoe moeilijk ze het ook gevonden had en hoe moeilijk het soms ook geweest was.

Aan de andere kant wist Etske niet, hoe ze haar eigen leven zonder Laura in moest vullen, want naast Laura had ze niets anders. Ze was vereenzaamd. Had geen vriendinnen, geen kennissen. Alleen collega’s, die ze altijd op afstand gehouden had.

Hoe moest ze bijvoorbeeld die avond, vrijdagavond, het begin van het weekend, doorkomen zonder Laura? O, het was al jaren zo dat Laura niet meer elke avond thuis was. Zij had wél vriendinnen in haar leven. Iets wat Etske ook altijd aangemoedigd had. Het was nodig voor de ontwikkeling van een kind om vrienden en vriendinnen te hebben. Vooral als ze zelf geen broer of zus had. Maar al was Laura ’s avonds soms weg, ze was altijd weer thuisgekomen en dat had altijd gemaakt dat Etske zich niet alleen voelde. Vanavond echter zou ze niet thuiskomen na een avondje stappen met haar vriendinnen. Vanavond zou ze in Leeuwarden slapen en moest Etske zien dat ze de hele, lange avond in haar eentje doorkwam. Hoe deed ze dat? Hoe moest ze zich de komende avonden vermaken? Hoe kreeg ze weer plezier in haar leven? Want Etske voelde heel sterk, dat ze dat kwijt was. Terwijl ze tot nu toe altijd optimistisch was geweest en altijd haar best gedaan had een opgewekte vrouw te zijn, wist ze nu niet meer hoe ze dat nog voor elkaar moest krijgen.

Ze zuchtte diep, terwijl ze stevig doorliep. Inwendig begon ze geïrriteerd te raken over zichzelf. Het was immers goed dat Laura het huis uit ging? Dat was toch altijd de bedoeling geweest? Dat had ze zelf ook gedaan op die leeftijd. En ook nog eens volkomen tegen de wensen van haar ouders in. Die wilden absoluut niet dat ze haar vertrouwde Friese, dorpse omgeving zou verruilen voor het onoverzichtelijke, gevaarlijke Amsterdam. Etske had zich daar echter niets van aangetrokken en was gegaan. Ze voelde dat ze dat moest doen en ze had er nooit spijt van gehad. Dat Laura nu exact hetzelfde deed, was dus niet meer dan logisch. En Etske had haar geen strobreed in de weg gelegd. Ze was alleen ongelooflijk verbaasd geweest toen bleek dat Laura juist naar Leeuwarden wilde, naar de provincie waar Etske definitief afscheid van had genomen, maar ze had er niets van gezegd. Ze had haar laten gaan. Zoals het hoorde. Zoals het verstandig was geweest. Kinderen moesten zelf uitvogelen hoe ze hun leven in wilde richten. Alleen had Etske nu niets meer omhanden. Ze bleef compleet ontredderd en eenzaam achter.

Tot vanmorgen tien uur had ze haar handen nog vol gehad aan Laura. De afgelopen weken waren ze samen druk geweest met de inrichting van de kamer die Laura had kunnen huren. Laura had het ook leuk gevonden dat haar moeder haar geholpen had bij het nadenken. Ze hadden zachtgele stof gekocht voor gordijnen, want de gordijnen die er hingen waren donkerbruin. Etske had het zelf gezien, want ze was mee geweest met Laura om de kamer te bekijken voordat ze besloot die te huren. Etske had haar geholpen bij het regelen van de dingen, een inboedelverzekering, het huurcontract. En vanmorgen had ze nog brood voor haar gesmeerd, zodat ze onderweg of als ze aangekomen was, tenminste iets te eten had. Ze had haar zelfs een grote tas met boodschappen meegegeven. Het was weliswaar vrijdag vandaag en de winkels waren open, maar ze had haar zo graag nog eenmaal willen verwennen en blij maken. Het was voorlopig het laatste wat ze voor haar had kunnen doen. Gelukkig viel het in goede aarde, want Laura had haar stevig geknuffeld. ‘Bedankt, mem, wat lief van je!’

 

Zonder dat ze het zich gerealiseerd had, was Etske naar de begraafplaats gelopen. Verward keek ze om zich heen. Ze wist totaal niet hoe ze er gekomen was, maar ze wist opeens wel dat dit de enige plaats was waar ze op dit moment wilde zijn.

Ze kwam hier niet vaak. Ze was niet iemand die elke week bloemen op een graf legde; en het onderhoud was bij de huurprijs van het graf inbegrepen. Daar hoefde ze niet wekelijks of maandelijks voor te zorgen. Voor Etske lagen de doden niet op de begraafplaats, maar leefden ze door in het hart. Zo had ze er altijd tegenaan gekeken, maar vandaag was alles anders. Zelfs dit bezoek aan de begraafplaats. Langzaam liep ze naar de steen, die ze ooit zelf had uitgezocht, en plotseling kon ze zich niet meer goed houden. Ze zakte door haar knieën en barstte in huilen uit. ‘Laura is vertrokken,’ snikte ze. ‘Ze is weg. Nu ben ik echt alleen.’