Laat me los - Hoofdstuk 1                                                                        terug**

 

 

'Moeder, ik ga weg. Ik ben om elf uur terug.'

'Annika, stop! Wat bedoel je?'

'Precies wat ik zeg, moeder.' Annika stond in de gang, had haar blauwe zomerjas al aan, hield de deurkruk stevig beet en stak alleen haar hoofd om het hoekje van de deur, de huiskamer in. Ze had zich voorgenomen niets meer prijs te geven dan ze wilde en ze was vastbesloten zich daar deze keer aan te houden. 'Ik ga vanavond weg en ik ben om elf uur terug.'

'Maar mijn medicijnen,' riep haar moeder geschrokken uit.

'Elf uur is toch de normale tijd. Tot straks, hoor, moeder.' Annika trok de deur dicht en was met drie stappen bij de voordeur. Ze rukte die open en stapte naar buiten. Opstandig trok ze de deur harder achter zich in het slot dan haar bedoeling was en met geïrriteerde passen liep ze over het paadje in hun kleine voortuin, waar de jasmijn haar laatste bloemblaadjes liet vallen en de brem nog net in bloei stond, maar ze zag dat niet.

Bij de stoep sloeg ze links af en haastte zich naar de eerste zijstraat, omdat daar haar auto geparkeerd stond. Vanbinnen voelde ze paniek opkomen, maar vanbuiten probeerde ze er zo zelfverzekerd mogelijk uit te zien. Daar was ze zo geconcentreerd mee bezig dat ze niet merkte dat verschillende buren in hun voortuin onkruid aan het wieden waren vanwege het mooie weer. Ze hoorde niet dat ze haar groetten en zelfs nariepen, ze zag ook niet hoe ze haar verbaasd nakeken.

Annika stapte flink door, zonder ook maar een keer om te kijken of haar moeder voor het raam, of misschien zelfs wel in de deur stond. Dat was ook de reden waarom ze de auto eerder die week al in de zijstraat had geparkeerd. Met voorbedachten rade, dacht ze en vond het een rotwoord, maar het was waar. Want als de auto gewoon in hun straat had gestaan, had haar moeder vast een scène gemaakt – kloppend op het raam of schreeuwend vanuit de voordeur. Nu moest ze eerst haar jas aantrekken en sloffen opzoeken en tegen die tijd was Annika al uit het zicht verdwenen. En hoe verder hoe beter, leken haar benen haar te zeggen, al wist ze dat dat grote onzin was. Ze gaf haar moeder nog twee minuten.

Ze stapte juist in haar auto toen haar mobiele telefoon overging. Die twee minuten had ze niet eens gehaald, dacht ze grimmig. Ze pakte het toestel uit haar handtas om zeker te zijn dat het haar moeder was die belde. Het klopte, en ze startte de auto om het dorp uit te rijden.

 

Vijftien minuten later parkeerde ze de auto in de berm langs de weg naar Zwolle, de stad waar ze een afspraakje had, en zette de motor uit. Haar handen vielen in haar schoot. Ze zag ze trillen. Even sloot ze haar ogen en haalde ze diep adem. Ze was gevlucht.

Nog nooit eerder had ze het zo duidelijk gevoeld als nu, maar het was waar: Ze was gevlucht. Gevlucht voor haar moeder. Annika keek op haar horloge en zag dat ze nog tijd genoeg had. Ze was ook met opzet een halfuur te vroeg vertrokken, omdat ze de tijd wilde hebben om te kalmeren. Ze wist immers dat het moeilijk zou worden uit het huis te ontsnappen en ze wilde beslist genieten van de ontmoeting in plaats van zich opgejaagd te voelen.

Ze pakte haar telefoon en zag dat ze drie oproepen gemist had en twee sms'jes gekregen. De drie gesprekken kwamen van haar moeder, maar het eerste sms'je dat ze las kwam van hem! Ze voelde haar wangen kleuren, alleen al bij het zien van zijn naam. Ik vertrek nu. Als je eerder bent dan ik, houd je dan een stoel voor mij vrij op het terras? Het is veel te lekker weer om binnen te gaan zitten.

Ze knikte. Daar had hij helemaal gelijk in en ze was blij dat hij er net zo over dacht als zij. Doe ik. Tot zo. Ik verheug me, sms'te ze terug. Even voelde ze zich opgelaten. Had ze die laatste woorden wel moeten schrijven? Klonken ze niet te wanhopig? Alsof ze per se en met alle geweld aan de man moest? Ach, hij had toch ook in zijn e-mail geschreven dat hij ernaar uitkeek. Bovendien was het gewoon waar, nee, niet dat ze wanhopig op zoek was, integendeel zelfs, ze dacht al jaren niet meer echt aan een relatie, had zich haast neergelegd bij het idee dat ze wel een oude vrijster zou worden. Het was waar dat ze zich verheugde, al moest ze toegeven dat ze ook wel zenuwachtig was.

Het tweede sms'je was van haar moeder. Dit kun je niet maken. Weggaan zonder me voor te bereiden. Kom onmiddellijk terug!

Annika drukte op de sneltoets van haar moeders nummer. De telefoon ging niet eens over, zo snel nam ze op. 'Ben je bij Minie?' schreeuwde ze.

Annika was verrast door de vraag en wist zo snel geen antwoord.

'Ik vroeg je wat. Ben je bij Minie?' herhaalde haar moeder.

Annika beet haar lippen op elkaar. Ze wilde niet vertellen waar ze naartoe ging. En ook niet waar ze níét naartoe ging. Ze wilde een avond vrij zijn, helemaal vrij. 'Moeder, luister, ik heb gezegd dat ik op tijd voor uw medicijnen terug ben en zoals u weet, doe ik altijd wat ik zeg. Ik zet nu mijn telefoon uit. U kunt me dus niet bellen en sms'jes ontvang ik dan pas als ik hem weer aanzet. Dus het heeft geen zin contact met me te zoeken.'

'Je bent bij Minie, ik wist het wel. Wie zwijgt, stem toe en het duurde precies achttien minuten voor je me terugbelde, dus ik weet waar je bent en ik heb van Minie ook de telefoonnummers.' Het klonk triomfantelijk.

'Moeder, u hebt me gehoord. Er komt een leuke film op televisie, weet u nog? Er staat koffie in de thermoskan naast u op het tafeltje en er zitten verse koekjes in het trommeltje. In de koelkast zit uw lievelingsfrisdrank. Fijne avond en tot straks.' Ze verbrak het gesprek en zette meteen de telefoon uit.

Ze stopte het ding in het dashboardkastje, want ze wilde hem die avond niet eens bij zich hebben! Ze zag even haar ogen in het achteruitkijkspiegeltje en schrok van de blik daarin. Ze had een leuke avond voor de boeg, maar zo zag ze er niet uit.

 

Ze haalde diep adem en keek achterom. Er kwam geen verkeer aan. Ze stapte uit en liep om haar kleine groene auto heen en ging in het gras van de berm staan, met haar rug tegen de auto geleund. In de verte zag ze een aantal koeien rustig grazen in de wei, die er groen en fris uitzag. De blauwe lucht met hier en daar een wolkje maakte van haar uitzicht een schilderij. Ze draaide haar hoofd iets naar links en kneep haar ogen snel dicht. Daar stond de avondzon fel te schijnen. Over een uur of twee zou ze ondergaan. Het was een prachtige julidag en een zacht briesje deed haar lange, krullende haren licht bewegen langs haar wangen. Ze glimlachte, haalde toen eens heel diep adem en lachte naar de koeien, die zich van niets of niemand iets aantrokken en rustig verder graasden.

Een meter van de auto vandaan stond een bosje kleine margrietjes en ze zag wat heggenwikke. In een opwelling bukte ze zich en begon ijverig een boeketje bij elkaar te zoeken. De witte margrietjes en de lila bloempjes van de heggenwikke stonden prachtig bij de gele bloemen die ze ook plukte. Toen ze verderop nog een plant zag met zachtblauwe bloemetjes voelde ze zich helemaal blij worden. Haar moeder hield niet van wilde bloemen. Er zaten vaak insecten in en dus waren ze bijvoorbaat vies, maar Annika kon er juist enorm van genieten.

Ze keek nog eens op haar horloge en zag dat ze nu toch op moest schieten. Ze stapte snel weer in, wierp even een blik op het dashboardkastje, maar beheerste zich om niet te kijken. Ze wist wel zeker dat er al diverse sms'jes van haar moeder in de telefoon zouden zitten, maar uit was uit. Ze had het duidelijk gezegd.

Ze trok haar gebloemde korte rok recht, startte de auto en ging op weg naar de stad.

Opeens bedacht ze dat Marinus haar nu ook niet meer kon sms'en en wie weet had hij nog gereageerd op haar sms'je van net, maar ze schudde haar hoofd. Nee, niet het risico lopen haar moeders berichten tegen te komen. Moest ze trouwens Minie niet even bellen om te zeggen dat ze er niet aankwam? Die was vast en zeker al door haar moeder gebeld en zou het niet begrijpen. Maar dan betrok ze Minie bij haar afspraak en moest Minie iets verzwijgen en dat zou het allemaal nog erger maken, want hoe legde ze aan Minie uit dat haar moeder niet mocht weten dat ze Marinus ging ontmoeten? En trouwens, hoe legde ze aan Minie uit dat ze Marinus kende en waarvan?

Ze glimlachte voor zich uit. Minie was een van de vrouwen van haar werk, maar ze wist niets van Marinus. Ze was ooit eens een glas wijn bij haar wezen drinken, maar vertrouwelijk was ze niet met haar geweest. Niemand wist nog iets van Marinus. Dat kon altijd nog, had ze gedacht. Eerst maar eens zien of hij echt zo leuk was als Fanny gezegd had.

 

Annika werkte in een supermarkt. Ze was het hoofd van de caissières. Fanny was een van de vrouwen achter de kassa geweest. Ze hadden prima met elkaar kunnen opschieten en waren zelfs af en toe samen uit geweest. Niet vaak, want dat kon Annika niet verantwoorden tegenover haar moeder, maar toch. Een paar keer naar een discotheek, een paar keer naar de film. Het was altijd reuze gezellig geweest en Annika was er dan ook ondersteboven van toen Fanny vertelde dat ze wegging bij de supermarkt en naar Apeldoorn vertrok. 'Ik zal je missen,' had Fanny gezegd, 'maar Peter kan hier geen werk krijgen en ik wel in Apeldoorn, dus ik moet wel naar hem toe.' Daar had Annika natuurlijk alle begrip voor, maar ze had toch het gevoel dat ze in een gat viel, nadat Fanny weggegaan was. De andere vrouwen die er werkten waren allemaal stukken jonger. Annika was drieëndertig. Fanny was achtentwintig, de enige die een beetje bij Annika in de buurt kwam qua leeftijd.

'Je komt maar eens gezellig een weekend bij ons logeren,' had Fanny nog gezegd.

Annika had geknikt, maar geweten dat dat nooit zou gebeuren. Dat kon ze haar moeder echt niet aandoen.

En toen kwam het mailtje van Fanny: Mijn chef is een stuk, dat wil je niet weten en daarbij is hij ook nog single! Onbegrijpelijk, maar waar. Hij lijkt me heel geschikt voor jou. Zal ik hem jouw e-mailadres geven of wil je het zijne?

Ze had een foto toegevoegd van een bedrijfsuitje. Ja, Fanny was met de neus in de boter gevallen. Ze werkte er amper een maand en mocht al mee. De derde van links was Marinus, haar single chef. Annika had zitten kijken en kijken en had het gevoel dat ze op slag verliefd was. Hij zag er inderdaad geweldig uit. Niet veel ouder dan zijzelf. Zijn ogen stonden warm en open. Ja, die wilde ze echt weleens van dichtbij zien. En zonder verder nog ergens aan te denken, of nee, zonder aan haar moeder te denken, mailde ze terug naar Fanny dat ze zijn e-mailadres best wel wilde hebben of dat ze het hare wel aan hem mocht geven.

Twee dagen later ontving ze zijn eerste mail.

 

Om kwart over acht parkeerde ze de auto in de parkeergarage die het dichtst bij het centrum van Zwolle lag en haastte zich naar buiten. De stralende zon verblindde haar een moment, ze voelde de warmte op haar huid en sloot even haar ogen om te genieten. Even maar, want Marinus wachtte misschien al. Hij moest verder rijden dan zij, maar hij kon er al best zijn.

In het centrum waren verschillende terrassen, maar ze zocht met haar ogen langs de stoelen van dat ene terras, waar ze afgesproken hadden. Het was er nog druk. Veel mensen zaten te genieten van de zon. Het kon zelfs wel moeilijk worden een leeg tafeltje te vinden. En dat zou ze wel moeten, want Marinus zag ze niet. Hoewel het misschien ook moeilijk was iemand in het echt te herkennen als je tot nu toe alleen maar een foto had gezien. Ze keek nog eens zoekend rond, haalde achteloos haar hand door haar lange bruine haar.

'Je kunt hier wel gaan zitten,' zei een man tegen haar terwijl hij naar de enige lege stoel bij zijn tafeltje wees.

Annika keek glimlachend van hem naar de twee andere mannen die bij hem zaten. Ze leken alle drie van haar eigen leeftijd, begin dertig.

'Dank je,' zei ze, 'maar ik heb met iemand afgesproken.'

'Ga hier maar zitten,' zei een oudere man achter haar. 'Wij gaan weg.'

Ze draaide zich om en zag dat de man en zijn vrouw opstonden. 'Fijn, dank u.' Ze legde haar handtas en het boeketje wilde bloemen op het tafeltje en wachtte tot de mensen inderdaad wegliepen. Ze ging zitten en stak haar hand op naar de ober. 'Mag ik een glas water voor mijn bloemen?'

Hij keek haar met grote ogen aan, boog zich en keek onder de tafel. 'Waar is die hond?' vroeg hij.

Annika lachte. 'Hoezo hond? Ik wil deze bloemen niet laten verdorren.'

'Dus je meent het?'

'Natuurlijk!'

'En wat wil je zelf?'

'Even wachten tot mijn ... tot Mari... Ik bestel zo wel wat.' Ze voelde dat ze kleurde. Bijna had ze gezegd: mijn vriend. Dat klonk geweldig, maar zover was het nog niet. Nog helemaal niet.

De ober trok zijn wenkbrauwen op en liep naar binnen. Het duurde vrij lang voor hij haar het glas water bracht. Opgewekt zette ze de bloemen er een voor een in. Ze had niet door dat de ober op haar bestelling stond te wachten en ten slotte schouderophalend weer verdween.

Toen ze tevreden was schoof ze het glas naar het midden van het tafeltje en op dat moment kreeg ze hem in beeld. Haar hart sloeg een tel over. Hij was in het echt veel mooier dan op de foto's die ze tot nu toe gezien had. Wow, hij was echt leuk! Zijn korte haren leken blonder dan op de foto. Hij was slank en zag er gespierd uit. Hij droeg een lichtroze overhemd met korte mouwen. De bovenste twee knoopjes stonden nonchalant open. Zijn lichte broek, die van linnen leek, zat strak om zijn bovenbenen.

Hij hield stil aan de rand van het terras en keek zoekend rond. Ze wilde juist gaan staan, toen hij haar ontdekte. Lachend kwam hij op haar af. 'Annika, je was er al!' Hij boog zich naar haar toe en gaf haar een vluchtige kus op haar wang, ging daarna tegenover haar zitten. Hij keek haar warm aan. 'Leuk, zeg, om je in het echt te zien.'

'Dat vind ik ook.'

 

Ze kende hem van de foto die Fanny haar gestuurd had. Later had hij er zelf ook nog een gestuurd. Een foto waar hij alleen op stond en die veel duidelijker was. En? Wat vind je? Kan ik ermee door? had hij gemaild. Ze had niet goed geweten wat ze had terug moeten schrijven, want ze vond hem veel leuker dan dat hij ermee door kon. Ze was er verlegen van geworden en durfde amper een foto van zichzelf te sturen, maar beloofd was beloofd. Hij een foto, zij een foto. Je ziet er fantastisch uit. Zo lief! had hij gereageerd op de ontvangst van haar foto. Elke dag keek ze naar zijn foto. Ze had hem uitgeprint en naast haar bed gehangen. Haar moeder kwam toch nooit boven, dus die zou het niet zien. Maar voor haar was de foto het laatste wat ze zag voor ze in slaap viel en het eerste als ze weer wakker werd. Ze kon zijn gelaatstrekken wel dromen, de blik in zijn ogen uit duizenden herkennen. En nu zat hij tegenover haar en leek hij eigenlijk heel vreemd.

 

'Ben je er nog?' riep Marinus en schudde zacht aan haar arm.

Ze schrok op en keek hem aan. 'Sorry, sorry.'

Hij lachte. 'Waar was je met je gedachten?'

'Bij jou, nota bene, terwijl je voor me zit.'

Zijn stralende ogen verblindden haar bijna. 'Vertel.'

'Je ziet er precies uit als op je foto en toch ben je een ander.'

'Nee, ik ben geen ander. Ik ben het echt. Die foto is maar een afdruk, tweedimensionaal. Ik ben driedimensionaal en levend. Dat is het verschil.'

Ze knikte en viel even stil.

'Was je zenuwachtig voor deze ontmoeting?' vroeg hij.

'Eigenlijk wel, ja. Het is niet zo mijn gewoonte mannen te ontmoeten, maar je mails waren zo leuk, dat ik je graag van dichtbij wilde zien. En jij?'

'Ik doe dit ook nooit. Het is dat Fanny er zo op aandrong dat ik contact met je zou maken, maar ik was niet zenuwachtig. Dat kwam doordat jouw mails ook zo leuk waren. Ik voelde gewoon dat we wel met elkaar zouden kunnen opschieten. Wat wil je drinken. Koffie?'

Ze keek op en zag dat de ober weer naast haar stond.

'Graag.'

'Twee koffie dus.'

Ze zag dat Marinus een waarderende blik op het veldboeketje wierp, of nee, bermboeketje, moest ze het eigenlijk noemen. Heel even gleed hij met een vinger langs de blaadjes van een zachtblauw bloemetje. Het ontroerde haar dat hij zo teder kon doen en tot haar verrassing voelde ze zich even jaloers. Jaloers op een domme bloem. Ze grijnsde in zichzelf en heek naar hem. Hij had echt mooie ogen. Waren ze groen? Dat had ze op zijn foto niet zo gezien, maar nu, in het licht van de zon, leken ze wel groen. 'Zijn ze groen?' vroeg ze toen zijn ogen de hare ontmoetten.

'Ja. Niet zo groen als die van jou, maar wel groen.'

'Op de foto leken ze blauw.'

'Je moet foto's ook niet geloven. Jij ziet er in het echt namelijk veel mooier uit.'

'Slijmbal,' flapte ze eruit en kneep meteen haar lippen op elkaar. Dit had ze wel anders kunnen zeggen, maar op de een of andere manier daagden zijn ogen haar uit tot ondeugende opmerkingen, tot dingen waar ze anders eerst over nadacht voordat ze ze zei.

Marinus schoot in de lach, maar sprak haar tegen. 'Ik zeg gewoon de waarheid. En ik ga nog even door ook. Je bent leuk gekleed. Draag je vaak een rok of jurk? Op de foto die je me mailde had je een jurk aan en nu een rok. Ik hou daar wel van.'

'Ik ook. Ik draag meestal zoiets. Ik ben eigenlijk geen broekenmens, al heb ik natuurlijk best een paar spijkerbroeken. Die trek ik meestal aan als ik in de tuin aan het werk ga.'

'De tuin? Doe jij dat?'

Ze knikte enthousiast. 'Ik ben gek op planten en bloemen en vind het heerlijk om onkruid te wieden. Met mijn blote handen in de natuur bezig zijn en ondertussen kijken hoe de planten uitlopen of knopjes krijgen. Ik zou alleen graag ...' Ze slikte de rest van de zin in, want ze zei niet graag iets negatiefs over haar moeder.

'Ja?' Hij keek haar zo indringend aan, dat ze haar zin toch afmaakte.

'Mijn moeder noemt bijna alles onkruid, dus ik moet meer weghalen dan me lief is. Ik zou de tuin graag wat wilder willen hebben.'

'Nou, dan moet je die van mij eens komen beklijken.'

Ze keek verrast op. Was dat een uitnodiging of meer van wijze bij spreken?

'Nou ja, ik bedoel ...'

Bij wijze van spreken dus.

'Je bent echt wel welkom, maar ik bedoelde dat mijn tuin vol wilde bloemen en zelfs onkruid staat. Ze kunnen paardenbloemen en pinksterbloemen wel onkruid noemen, maar het zijn prachtige bloemen.'

'Dat ben ik helemaal met je eens.' Haar blik gleed naar het boeketje midden op hun tafeltje. 'Het enige nadeel van onkruid is dat het zich vaak zo snel verbreidt. Als je het ene jaar één paardenbloem hebt, heb je er het volgende jaar twintig en is de pinksterbloem verdwenen.'

Ze zag dat er geen haartjes boven de opening van zijn overhemd uitkwamen. Dat vond ze eigenlijk heel leuk. Misschien was het minder mannelijk? Dat wist ze niet. Haar collegaatje Minie hield juist van mannen met veel borstharen, maar Annika had dat altijd minder aantrekkelijk gevonden.

Hij lachte instemmend en keek zoekend om zich heen. 'Weet je wat ik vreemd vind? Er staan nergens bloemen op de tafeltjes, alleen bij ons. En dan ook nog uitgerekend een boeketje wilde bloemen, waar ik zo gek op ben. Heb je gezien dat er wilde cichorei tussen zit?' Hij gleed opnieuw met zijn vinger langs de zachtblauwe bloem.

'Heet die zo? Dat wist ik niet. Ik heb gewoon geplukt wat ik mooi vond.'

'Is het boeketje van jou? Wat verrassend.' Hij straalde. 'Dat vind ik te gek. En dat, terwijl ik je nog niet eens verteld had hoe gek ik op wilde bloemen ben. Mijn naaste buren vinden het namelijk verschrikkelijk en laten dat in geuren en kleuren weten elke keer als ze me in de tuin zien. Dus ik dacht dat het misschien een van mijn slechtste kanten was en daarom had ik er tot nu toe nog niets over geschreven.'

Annika schoot in de lach. ' Als dat een van je slechtste kanten is? Dan vraag ik me af wat je goede kanten zijn.'

'Daar kom je misschien vanzelf wel achter.' Hij grijnsde. 'Wil je nog een kop koffie of zullen we wat anders nemen?'

'Een glas rode wijn vind ik wel feestelijk en dat past bij deze ontmoeting.' Want het was een heerlijke ontmoeting. Ze genoot met volle teugen. Hij was zo'n fijne gesprekspartner en hij keek haar voortdurend zo belangstellend aan. Ze merkte dat haar ogen glansden als hij iets vertelde of vroeg en ze had het gevoel alsof haar wangen voortdurend een roze kleur vertoonden. Natuurlijk had ze geweten dat hij een interessante man was, anders had ze hem nooit willen ontmoeten, maar dat hij zo leuk zou zijn in het echt had ze van tevoren niet kunnen dromen.

'Vind je het erg als ik bier neem?'

'Helemaal niet. Je moet nemen wat je lekker vindt.'

Marinus bestelde hun drankjes en boog zich toen licht naar haar over. 'Ik wilde je eigenlijk twee vragen stellen,' zei hij zacht.

'Twee maar?' Ze glimlachte. Zelf wist ze wel duizend vragen die ze hem wilde stellen, want ze wilde alles, maar dan ook werkelijk alles van hem weten!

Zijn gezicht betrok. Er gleed een ernstige trek over heen. Hij opende zijn mond, maar sloot hem weer, omdat de ober hun drankjes al kwam brengen. Zodra de ober weg was, zei hij: 'In je mails heb je al veel over jezelf verteld. Dus veel vragen zijn al beantwoord. Op twee na. Ik geef toe dat het erg intieme vragen zijn en daarom wilde ik ze ook niet per mail stellen. Bovendien wilde ik je heel graag eerst zien, voordat ik door zou vragen. Weet je, iemand kan nog zo leuk mailen en er nog zo mooi uitzien op een foto, in het echt kan iemand toch erg tegenvallen. Maar dat doe jij niet. Integendeel zelfs. Ik vind je er geweldig uitzien. En je hebt zo'n heerlijke uitstraling, zo'n lieve blik in je ogen, zo betrouwbaar ook. Ik ben echt weg van je.'

Nu bloosde ze zichtbaar. Hij zag haar wel zitten. Nou, dat was wederzijds!

'Dat bedoel ik,' zei hij glimlachend. 'Je bloost zelfs. Dat vind ik echt lief!' Hij pakte zijn glas op en keek haar aan. 'Proost, op een fijne voortzetting van deze ontmoeting.'

Annika pakte haar glas en toostte met hem. Ze nam een slok. 'Lekker. Smaakt goed.' Ze zette het glas neer en keek hem uitnodigend aan.

'Ik weet dat je drieëndertig bent,' ging hij verder. 'Ik weet dat je cheffin van de caissières bent, ik weet van welke muziek je houdt en dat je graag handwerkt. Ik weet wat je graag op televisie ziet en welke krant je leest. Ik weet ook dat je nog thuis bij je moeder woont en dat is een van mijn vragen: waarom? Ergens vind ik dat een beetje vreemd, Annika. Je had al jaren op jezelf kunnen wonen. Is er ooit iets gebeurd waarom je weer terug bent gegaan? De andere vraag is dan ook: waarom ben je single? Of ben je getrouwd geweest en gescheiden en daarna weer terug naar je moeder gegaan?'

Ze sloeg haar ogen neer en pakte nogmaals haar glas op om te voorkomen dat hij de pijn en het verdriet in haar ogen zou zien. Ze keek naar de wijn die schitterde in de laatste zonnestralen. Nog even en de zon zou achter de huizen verdwenen zijn.

terug**