-1-
‘Mevrouw X is ook weer gevallen,’ zei
Anneke met een bezorgde uitdrukking op haar gezicht, terwijl ze twee
kopjes koffie op de salontafel zette.
‘Jij met je mevrouw X altijd!’ Martin grinnikte.
‘Nou, mevrouw Y dan,’ zei ze en ze ging naast hem zitten op de bank.
‘Dat kan niet,’ vond Martin, ‘want mevrouw Y was nog nooit eerder
gevallen.’
‘Hè, wat doe je flauw.’ Maar ze lachte en drukte een kus op zijn mond.
‘Je weet best dat ze liever hebben dat ik geen namen noem.’
‘Praat er dan helemaal niet over,’ vond Martin.
‘Ik mag mijn hart toch wel bij je luchten?’
‘Natuurlijk, schat, maar je kunt toch echt beter je werk niet mee naar
huis nemen. Als je de deur van het verzorgingshuis achter je dichttrekt,
moet je je problemen daar laten liggen en niet meesjouwen.’
‘Poeh, alsof jij nooit over je werk praat,’ wierp ze tegen, terwijl ze
de afstandsbediening pakte.
‘Dat is heel wat anders,’ zei Martin.
‘Klopt. Ben ik meteen met je eens. Jij hebt alleen technische problemen.
Mijn problemen hebben betrekking op mensen en dat is zwaarder. Psychisch
is dat zwaarder.’
‘Nou, dat geef ik je te doen. Als er ergens een computer uitvalt en
iedereen begint te schreeuwen omdat ze bang zijn dat ze gegevens
kwijtraken...’ Hij keek haar olijk aan, omdat hij natuurlijk heel goed
wist dat hij juist daardoor tegen Anneke op gelopen was en nu was ze
zijn vrouw. Hij pakte de afstandsbediening van haar af en zette de
televisie aan.
‘Oké, oké. Dat is ook zwaar,’ gaf Anneke met een glimlach toe, want ook
zij herinnerde zich hun eerste ontmoeting, ‘maar het is anders zwaar. Ik
heb met mevrouw X te doen. Ik vind het zo afschuwelijk voor haar dat ze
de hele dag maar in die rolstoel zit.’
‘Dat is het ook, maar je moet thuis niet aan haar denken. Dat moet je
loslaten.’
‘Dat zal me wel nooit lukken,’ zei Anneke weifelend. ‘Helemaal niet
sinds ik EEV’er ben. Dat brengt zo’n verantwoordelijkheid met zich mee.’
‘Ja, daarom heet het ook zo,’ zei Martin met een twinkeling in de ogen.
‘EEV staat toch voor eerst verantwoordelijke verzorgende? Logisch dat
het verantwoordelijk werk is, maar ik blijf erbij dat je je het lot van
je patiënten niet aan moet trekken.’
‘Hm, het zal je moeder maar zijn, dan zou je blij zijn met een
verzorgende die zich haar lot aantrekt.’
‘Mijn moeder? Die komt nooit in een rolstoel terecht. Die is zo kwiek en
actief... Als je het over de duvel hebt,’ onderbrak hij zichzelf en hij
keek lachend naar de kamerdeur die openging.
Nee, niet nu, niet op de enige avond van deze week dat wij voor
honderd procent zeker samen kunnen zijn. De avond dat Martin niet
opgeroepen kan worden voor een noodgeval en dat ik overdag gewerkt heb.
Gisteren heb ik ook wel overdag gewerkt, maar Martin kwam pas om tien
uur thuis omdat er ergens een computer uitgevallen was. En morgenavond
is hij ook niet oproepbaar, maar begint mijn dienst ’s avonds om
halfzeven. Ga weg, moeder, alsjeblieft niet vanavond, nu we net samen op
de bank zijn gaan zitten om een film te zien. Anneke pakte
demonstratief de afstandsbediening van Martin af en drukte op het knopje
van de zender waar ze naar wilde kijken. ‘Dag moeder,’ zei ze met een
geforceerde glimlach.
‘Je hebt het wel over je eigen moeder, hoor,’ zei Irene quasi geërgerd
tegen Martin, terwijl ze zich naar hem toe boog en even haar hand door
zijn haren haalde. ‘De duvel. Hoe durf je!’ Maar ze lachte naar hem.
‘Hoe is het?’ Irene wierp Anneke een glimlach toe en ging tegenover hen
zitten in de grote fauteuil. ‘Je had toch echt die leunstoel van mij
hier neer moeten zetten, Anneke. Qua kleur zou die veel beter uitkomen.’
Vast wel, maar het ding was oud en versleten en vooral uit de mode.
Wij willen geen antieke meubels, dat moet je toch snappen? Alles in huis
is modern. Nou ja, behalve de gordijnen dan, maar die zijn ook niet onze
keus. Als ik durfde, rukte ik ze vanavond nog van de ramen. Dat zou ik
zelfs liever doen dan naar de film kijken. Anneke pakte de
televisiegids en begon ijverig te bladeren. ‘Hoe laat zou die film ook
alweer beginnen?’ vroeg ze aan Martin.
‘Halfnegen toch?’
‘Kan ik geen koffie krijgen?’ vroeg Irene.
Ik wil naar de film kijken. Begrijp dat dan, moeder! Ik heb geen zin
om elke keer maar voor je op te springen als het jou uit komt en mij
niet, en het komt me nu niet uit. De film begint! Anneke kwam
overeind en wilde de kamer uit lopen.
‘Niet te veel suiker en melk, hoor,’ riep haar schoonmoeder haar
achterna.
‘Ik weet het, moeder, een paar korreltjes suiker en een heel klein
wolkje melk.’ Hoe zou ik het kunnen vergeten! Je hebt het me al
duizenden keer gezegd. Bij elk kopje koffie dat ik voor je inschenk, zeg
je het. Denk je soms dat ik stom ben? Dat ik geen hersens heb? Dat ik te
dom ben om na te denken? Zuchtend haalde Anneke een kopje uit een
keukenkastje en schonk het vol met koffie. Nu zou er van film kijken wel
niets meer komen. Ik had de achterdeur op slot moeten doen, dan had
ze niet zomaar binnen kunnen komen. Maar dan had ze aangebeld, zo
gemakkelijk laat ze zich niet wegjagen.
Anneke kwam de huiskamer weer in en zag dat ze gelijk had en dat ze
de film wel op haar buik kon schrijven. Irene zat nu bij de tafel en
klopte er zachtjes op om aan te geven dat ze daar haar koffie wilde
hebben.
‘Alsjeblieft, moeder.’
‘Dank je. Je hebt toch niet té veel suiker en melk gedaan?’
Moeder! Natuurlijk niet! Maar als je het nog één keer zegt, kieper ik
de hele suikerpot erin leeg.
‘Zeg, weet je wel dat er zaterdag rommelmarkt is in het
winkelcentrum?’ vroeg Irene.
Ik wil film kijken, moeder! Met een schuin oog keek Anneke naar
de televisie en ze zag dat de film begon. ‘Ik moet zaterdag overdag
werken.’
‘Ze hebben er misschien wel leuke spullen voor jullie logeerkamer. Die
is nog steeds zo kaal,’ ging Irene verder. ‘Een nachtkastje en misschien
een commode of iets voor aan de muur.’
Aan de muur! Zeker een nepschilderij van Van Gogh, waar jij zo gek op
bent, maar ik niet. Alsjeblieft, koop niets voor aan de muur, al is het
maar voor de logeerkamer. Anneke voelde zich genoodzaakt haar kopje
koffie van de salontafel te pakken en bij haar schoonmoeder aan tafel te
gaan zitten.
‘Bovendien heb ik gehoord dat ze er een grote boekenstal hebben en
jullie boekenkast ziet er nog steeds zo armoedig uit.’
‘Maar ik wil geen boe...’ begon Anneke.
Irene viel haar echter meteen in de rede. ‘Hoeveel meter zou je kunnen
hebben? Minstens twee, denk ik.’ Irene keek naar de smalle, hoge
kast, die oorspronkelijk bedoeld was als boekenkast, maar waar Anneke
voornamelijk kleine beeldjes in had staan. Het was al een aardige
collectie en Anneke was er trots op. De meeste waren jongetjes en
meisjes, maar het waren allemaal Hummelbeeldjes en die waren niet
goedkoop, al had ze er diverse via Marktplaats op de kop kunnen tikken
voor een redelijk prijsje.
‘Moeder,’ begon Anneke, maar ze hield zich in, want ze zag aan Irenes
hele lichaam dat ze toch niet luisterde.
Protesteren heeft dus alweer geen zin. Ze hoort me niet eens, maar ik
wil niet veel boeken. We lezen zelden een boek. En als ik een boek wil,
dan een boek dat ik zelf uitgekozen heb.
‘Kun je die troep meteen wegdoen,’ vond Irene.
‘Troep?’ Nu schoot Annekes stem uit. ‘Wat bedoel je?’
‘Nou ja, die beeldjes. Die staan daar alleen maar stof te verzamelen.
Alsof je niets anders te doen hebt. Anneke, je moet juist zorgen dat je
het gemakkelijk krijgt in je leven. Altijd maar afstoffen is jammer van
je tijd.’
‘Ik vind ze mooi en ik geniet ervan. Je hebt ze nog nooit goed bekeken.
Ze zijn zo sierlijk en zo levensecht en uit sommige spreekt zo veel
levensvreugde.’ Wie aan mijn beeldjes komt, komt aan mij! ‘Ik ben
er hartstikke blij mee en ik ga ze absoluut niet ergens anders
neerzetten.’ Help, waar haal ik de moed vandaan om dit te zeggen? Was
ik maar altijd zo moedig! Dan zou ik nu zeggen dat ik film wilde kijken,
dat ze haar mond moet houden, omdat ik me op die film verheugd heb, nee,
dat ze weg moet gaan!
‘Eén beeldje zou nog wel kunnen,’ ging Irene onverstoorbaar door,
‘maar het staat toch echt stukken intelligenter wanneer je een flink
aantal boeken in je huiskamer hebt staan. Eens zien...’
Intelligenter? Belachelijk. Moest zij haar kamer inrichten zodat
anderen zouden vinden dat ze intelligent was? Mijn kamer is gezellig
ingericht, moeder, dat is heel wat anders dan intelligent, ik weet het,
maar wel zo prettig. Hier voel ik me thuis.
Vanaf een afstandje liet Irene haar ogen over de diverse planken
glijden. ‘Als je nu eens drie planken leeghaalde, daar passen wel
anderhalve tot twee meter boeken in. Dan...’
Anneke draaide haar stoel, zodat ze naar de televisie kon kijken. Jij
wel, jij kunt gewoon kijken, Martin. Waarom begint ze niet tegen jou te
praten? Waarom altijd tegen mij? Jij hoeft niet eens wat te zeggen om
met rust gelaten te worden. Ik moet er altijd voor vechten en dan lukt
het nog niet.
‘Hoeveel dozen zou ik daarvoor nodig hebben? Ik heb nog wel wat lege
dozen in de garage staan.’
‘Moeder, ik wil geen boeken.’
‘Ha, je denkt dat ik dat niet kan sjouwen? Dat het te zwaar voor me is?
Desnoods loop ik vijf keer, geen enkel probleem, hoor. Je kunt immers in
het winkelcentrum parkeren.’
‘Moeder, ik haal die beeldjes niet weg.’
‘Het is een kleine moeite, Anneke en je zult zien dat het veel beter
staat en over dat het te zwaar voor me zou zijn, hoef je je echt geen
zorgen te maken.’
Maar ik wil geen boeken!
Anderhalf uur later kwam Anneke de
huiskamer weer in. Ze droeg haar ochtendjas en haar haren drupten nog na
van de douche.
‘Waar was je nou?’ vroeg Martin verbaasd. ‘Ik dacht dat je die film zo
graag wilde zien.’
‘Welke film?’
‘Ben je boos?’ Hij keek haar met gefronste wenkbrauwen aan.
‘Ja, eindelijk eens een avondje voor ons samen, komt je moeder op bezoek.
En ze hield niet op met praten, terwijl jij lekker naar die film zat te
kijken. Toen ze eenmaal weg was, had ik geen zin meer om het eind nog te
zien en heb ik me gedoucht.’
‘Maar waarom ben je boos?’
‘Omdat ze hier zo vaak komt en altijd met mij moet praten en jij gewoon
je gang kunt gaan,’ verzuchtte Anneke.
‘Dat begrijp ik niet. Wees blij dat ze met jou wil praten. Dat betekent
dat ze je graag mag.’
‘Maar ik wilde die film zien!’ riep ze.
‘Had dat dan gewoon gezegd.’
‘Ze hoort me niet eens als ik wat zeg en jij hoeft toch ook niets te
zeggen? Jij mag gewoon kijken, maar ik... ik...’
‘Ik begrijp er niets van, Anneke. Ze laat duidelijk zien dat ze je graag
mag, dus wat is er verkeerd?’ Martin kwam overeind en Anneke dacht dat
hij de kamer uit zou lopen voordat ze uitgesproken was. ‘Martin, ik wil
niet vier, vijf keer in de week je moeder op bezoek. Kun je dat dan niet
begrijpen? Zo vaak zie ik mijn eigen moeder niet eens.’
‘Anneke, dan zeg je dat toch tegen haar?’
‘Ik wil dat jij het zegt.’
‘Ik dacht dat je haar graag mocht. Heb je niet zelf gezegd dat je het zo
getroffen had met haar als schoonmoeder?’
Ja, dat had ze inderdaad gezegd.
Achtentwintig was Anneke, toen ze Martin ontmoette. Ze werkte net een
maand of drie als verzorgende in verzorgingshuis Domus. Het beviel haar
goed. Ze had leuke collega’s en ze genoot ervan voor de oude mensen in
het huis te zorgen. Die mensen waren blij met haar en dat gaf haar het
gevoel dat ze ertoe deed. Ze werd vaak bedankt en al deed ze het daar
niet voor, ze wist al snel dat ze daar op de juiste plek zat. Helaas was
er altijd personeel te kort, zodat ze nooit echt veel tijd voor de
mensen had, maar het lukte haar vaak toch wel even tijd vrij te maken
voor een praatje, nadat ze iemand gewassen had en in de kleren geholpen.
Op een dag viel het hele alarmsysteem van het huis uit. Dat was een ramp
omdat geen enkele hulpbehoevende op die manier om hulp kon vragen. Ze
konden op de alarmknop drukken wat ze wilden, niemand kwam erachter.
Gelukkig hadden ze een reservesysteem, maar dat functioneerde lang zo
goed niet als het normale systeem en de verzorgenden en verpleegkundigen
liepen zich het vuur uit de sloffen om die patiënt te vinden die gebeld
had. Er was natuurlijk direct contact opgenomen met de technische dienst
om het probleem te verhelpen en ze beloofden snel iemand te sturen.
Toevallig liep Anneke net in de hal toen hij binnenkwam. Ze begreep
meteen dat hij de IT’er was om wie ze gevraagd hadden en ze bracht hem
opgewekt naar de ruimte met computers. Wat een leuke man, zeg. En wat
een prettig toeval dat ik nu juist in de gang liep. ‘Zal ik een
kopje koffie voor je halen?’ vroeg ze attent.
‘Nee, nee, ga jij de oudjes maar verzorgen. Ik wil pas koffie als ik
hier klaar ben.’
Dat vond Anneke zo’n lief antwoord, dat ze hem even goed aankeek. Dat
jij die oudjes belangrijk vindt! Dat jij vindt dat ze verzorgd moeten
worden! Jij hebt duidelijk je hart op de goede plek zitten. Pluspuntje,
meneer! Op het moment dat ze oogcontact kregen, wist ze dat ze
verkocht was. Pff. Hij had prachtige, vrolijke, bruine ogen, mooi,
kort, donker haar en hij zou niet veel ouder zijn dan zijzelf.
Normaal was Anneke redelijk verlegen. Ze was opgevoed met de regel dat
ze altijd klaar moest staan voor anderen. Misschien ook dat ze zich
daarom juist zo op haar gemak voelde in Domus, waar ze immers altijd
klaarstond voor mensen die zichzelf niet meer alleen konden redden. Door
altijd klaar te staan voor anderen, zette ze zichzelf op de tweede
plaats en dat veroorzaakte haar verlegenheid. Ze zou dan ook in een
normale situatie nooit op een man afstappen, maar haar hart klopte
sneller dan ze gewend was en daarbij kwam dat ze vond dat ze hem koffie
aan moest bieden. Dat viel immers onder de regel van klaarstaan voor een
ander. Een geldig excuus!
Zodra Anneke doorhad dat het alarmsysteem weer functioneerde,
haastte ze zich naar de ruimte waar ze de IT’er achter had gelaten. Hij
klapte juist zijn tas dicht en keek haar lachend aan. ‘Koffietijd,’ zei
hij.
‘Je hebt het snel opgelost,’ vond Anneke. ‘Goed van je.’
‘Dank je.’
‘Loop je mee naar de koffiezaal of wil je het hier gebracht hebben?’
vroeg ze.
‘Ik loop wel mee, hoor. Ik heb hier nu niets meer te zoeken.’
In de koffiezaal schonk ze koffie voor hem in. Hij was inmiddels aan een
leeg tafeltje gaan zitten. Ze bracht hem de koffie.
‘Neem jij niets?’
‘Ik moet werken,’ zei ze.
‘Dat zal wel. Je gaat mooi even tegenover me zitten. Ik heet trouwens
Martin.’
‘Anneke,’ zei ze en ze voelde hoe de verlegenheid opeens weer bezit van
haar nam, al ging ze toch even op het puntje van de stoel zitten.
Martin keek om zich heen en zag
uitsluitend oude mensen. Sommige in rolstoel, sommige met een rollator,
maar er liepen er toch ook nog wel vrolijk rond op eigen benen. ‘Wonen
al die mensen hier?’
‘Ja. Dit gebouw bestaat uit honderden kleine woningen met uitsluitend
oude mensen, waarvan er veel hulpbehoevend zijn. De een kan zich nog
aardig redden, de ander totaal niet. Ze zijn geen van allen meer in
staat om helemaal alleen en zelfstandig te wonen.’
‘En dat vind jij leuk?’
‘Ik wel. Ik help graag mensen. Het is dankbaar werk.’ Al gaat er ook
geregeld iemand dood. Heel even betrok haar gezicht.
‘Wat?’
Dat je ziet dat ik ergens aan moest denken. Je bent wel heel
opmerkzaam. Leuk. ‘Nou ja, er overlijden natuurlijk ook mensen en
dat vind ik wel moeilijk.’ Ze kwam overeind. Hoe zeg ik nou dat ik
hem leuk vind? ‘Ik moet weer aan het werk. Over een uur moet
iedereen in het restaurant zitten om te eten en ik moet er een paar
ophalen vanuit hun appartement en naar het restaurant brengen. Daarna
moet ik ze bedienen.’
‘Bedienen?’
‘Ja, vandaag ben ik ingeroosterd bij de bediening. We doen zo veel
mogelijk afwisselend werk. Dat houdt het leuk.’
‘Dat is waar. Mijn werk is ook erg afwisselend, maar iedereen zit altijd
wel vol ongeduld op me te wachten.’ Martin goot de laatste koffie naar
binnen en stond ook op.
‘Bedankt dat je er zo snel was en dat je het probleem verholpen hebt,’
zei Anneke. Dat wilde ik niet zeggen. Ik wil je weerzien. Begrijp je
niet dat ik daarom terugkwam voor de koffie? Het was mijn taak helemaal
niet om jou op te vangen! ‘De uitgang is die kant op. Ik moet
rechtdoor. Dag!’
‘Zeg, wacht even. Wat heb je toch een haast.’ Martin lachte. ‘Tot hoe
lang moet je vanavond werken?’
Het bloed steeg haar naar de wangen. Help! Wat bedoelde hij? ‘Tot
zeven uur.’
‘Dat is een mooie tijd, dan ben ik ook wel klaar. Zal ik je hier ophalen
om ergens samen wat te gaan eten?’
Ze keek hem met grote ogen aan. Jajaja, dat is precies wat ik wil,
maar eh...
‘Ha, nu denk je natuurlijk dat ik een grote versierder ben, maar dat
ben ik niet. Ik vind je gewoon leuk en echt, Anneke, ik zie niet vaak
vrouwen die ik leuk vind. Nou?’
‘Goed,’ zei ze met rode wangen, waarna ze zich de gang in haastte naar
haar werk. Ze kon wel juichen, maar tegelijk wist ze niet goed wat ze
van hem moest denken. Als hij dat tegen iedere vrouw zegt die hij
tegenkomt... Doe niet zo stom, meid, jij was toch degene die hém weer
wilde zien. Waarom kan het niet wederzijds zijn?
‘Zuster, zuster, help me even.’
Anneke keek op en zag hoe een vrouw door een deuropening had willen
rijden met haar rolstoel, maar de bocht niet goed genomen had. Nu zat
haar arm klem. Voorzichtig trok ze de rolstoel achteruit en pakte de
arm.
‘Dat zal wel weer een blauwe plek worden,’ zei de vrouw.
Hij wil met me uit eten!
‘Ik heb zo snel blauwe plekken. Soms denk ik dat je alleen maar naar
me hoeft te wijzen en ik heb al een blauwe plek.’
Hij wil me weerzien! Hij vindt me leuk!
‘Nou, bedankt zuster, ik kom er verder zelf wel.’
‘Eh? Goed, let u op de tijd? Over vijftig minuten gaan we eten.’
De rest van de dag deed Anneke haar werk dansend. Ze reageerde weliswaar
vaak verkeerd, omdat ze gewoon niet hoorde wat de bewoners of haar
collega’s tegen haar zeiden, maar ze danste voortdurend. Het was zo’n
spannende en opwindende gedachte dat ze Martin ’s avonds weer zou zien
en dat ze samen wat zouden gaan eten. Ze kon er ook maar niet over uit
dat hij haar leuk vond. Hij, de man die zij ook leuk vond. Ze had best
al een aantal vriendjes gehad, maar erg serieus was het nog nooit
geweest. Ze had zich ook nog nooit zo gevoeld als op dat ene moment toen
ze in Martins ogen keken. Zou hij dan de ware zijn?
Om drie over zeven stapte Anneke door de
hoofduitgang het verzorgingshuis uit. Het was niet de normale uitgang
voor het personeel, maar ze vermoedde dat Martin daar op haar stond te
wachten. Als snel zag ze op de parkeerplaats een kleine, witte
bestelauto met groene letters. Het portier ging open en hij stapte eruit.
Wat is hij mooi! Wat loopt hij leuk! Ze kreeg het er warm van dat
ze hem weer zag en nu wist ze zeker dat haar hart sneller klopte.
‘Ha, je bent er. Mooi op tijd.’
Ze moest lachen en hij vroeg waarom.
‘Omdat ik nooit op tijd ben. Er gebeurt altijd nog iets waardoor ik toch
weer niet op tijd naar huis kan. Eigenlijk hield mijn dienst om
halfzeven op, maar dat heb ik weer niet gered.’
‘Halfzeven? Ha, je hebt dus met voorbedachten rade een later tijdstip
genoemd?’
Anneke knikte.
‘Heel verstandig. Dat zou ik ook moeten doen. Ik ben ook nooit op tijd
klaar. Ik word van de ene klus naar de andere gestuurd en soms denken ze
bij mijn baas dat ik iets wel in vijf minuten kan doen, maar dan duurt
het een kwartier en ben ik weer te laat op het volgende adres of thuis.
Niet dat het wat uitmaakt, ik bedoel... Hoe ben jij hier?’
‘Met de fiets.’
‘Durf je het aan om bij mij in de auto te stappen? Dan zet ik je later
op de avond hier weer af.’
Onverstandig, Anneke. Ga nooit met vreemden mee! En al helemaal geen
mannen. Wie zegt trouwens dat hij vrij is. Misschien heeft hij thuis wel
een vrouw zitten wachten. Mooie mannen zijn immers altijd al bezet!
‘Waar wilde je naartoe gaan?’
‘Ik dacht de pizzeria hier vlakbij. Ik ken niet veel restaurants en een
pizza gaat er bij mij altijd wel in. Of bij jou niet?’
Gelukkig, die pizzeria ken ik. Dat is vertrouwd. Maar eigenlijk zou
ik eerst moeten weten of hij echt vrij is. ‘Oké,‘ zei ze tot haar
eigen verrassing. Ze had immers die dag in zijn ogen gekeken en besloten
dat ze hem wilde leren kennen.
‘Leuk.’ Hij klonk enthousiast en dat gaf Anneke moed. Ze ging zitten op
de passagiersstoel en keek om zich heen. ‘Zo’n auto rijdt zeker heel
anders dan een gewone personenauto?’ vroeg ze.
‘Dat klopt, maar het went snel, hoor.’ Glimlachend startte Martin de
motor en nog geen tien minuten later liet hij haar uitstappen vlak voor
de pizzeria.
Het werd een fantastische avond. Na een halfuur was Anneke compleet
vergeten dat ze verlegen kon zijn en vertelde ze van alles over zichzelf
en over haar familie. Waarna ze vol aandacht luisterde naar alles wat
Martin vertelde.
Bijzonder dat hij ook geen vader heeft. Oké, die van hem is overleden
en die van mij is er stom genoeg gewoon vandoor gegaan, maar toch.
Allebei zonder vader schept een band .Wel sneu voor hem dat hij geen
broers of zussen heeft. Ik ben maar wat blij dat ik er van elk soort een
heb. Sabrien en Oscar. Eigenlijk een beetje als vervanging van mijn
vader, hoewel dat natuurlijk nooit echt kan. En hij is vrij, te gek
gewoon!
Nog voor ze opstonden om naar buiten te gaan, hadden ze al een
afspraak gemaakt voor een volgende ontmoeting. Dat zou een film worden,
want er was al snel gebleken dat ze daar allebei erg van hielden en weer
een halfuur later stak Anneke met trillende vingers en blozende wangen
de sleutel in de voordeur van haar flat. Ik ben verliefd. Ik ben
hartstikke verliefd! En hij vindt mij ook leuk.
Het servetje waar hij zijn telefoonnummer op had geschreven legde ze
uitgespreid op tafel. Ze streek het zorgvuldig glad om alle cijfers goed
te kunnen zien, al wist ze dat ze het die week niet zou bellen. Martin
had het haar gegeven om af te bellen voor hun volgende afspraakje, als
er iets tussen kwam of als ze zich bedacht. Maar ze zou er niets tussen
laten komen en bedenken zou ze zich zeker niet.
|