Hoofdstuk 1
‘Je gaat niet op haar stemmen, hoor!’
siste Sylvia opeens fel tegen haar man.
Erwin keek verward op van de krant. ‘Eh?’
‘Ik zie toch dat je de regionale pagina
zit te lezen.’
‘O?’
‘Doe maar niet zo onschuldig,’ zei Sylvia
kattig. ‘Je weet best wie ik bedoel. Ik wil niet hebben dat je op haar
stemt!’
Hij liet zijn blik over de pagina glijden
om te zien over wie Sylvia het had. Al was dat niet nodig. Aan de klank
van haar stem kon hij zo wel horen op wie ze doelde: Kerstin. Toen zag
hij haar. Met twee mooie, bruine ogen keek ze hem vol vertrouwen aan.
Het was een goede foto. Ze zag er alleen anders uit dan hij zich
herinnerde. Haar haar was nu veel korter en het was rood, terwijl ze
vroeger bruin haar had. Het stond haar goed, ze leek jaren jonger, maar
dat zou hij maar niet hardop zeggen. ‘Haar partij is anders wel tegen de
herindeling van onze gemeente en dat ben ik ook.’
‘Haar partij,’ riep Sylvia uit. ‘Wie noemt
zijn partij nou OP? Dat slaat werkelijk nergens op. Stem OP. Stem op wie?,
vraag ik me dan af.’ Haar stem klonk niet alleen cynisch, er klonk zelfs
haat in door. Voor de zoveelste keer vroeg Erwin zich af hoe het toch
mogelijk was dat twee vrouwen die zo’n vijfentwintig jaar met elkaar
bevriend waren geweest elkaar zo konden haten. Hij begreep het nog
steeds niet, maar ernaar vragen deed hij al lang niet meer. Ook nu
voelde hij dat het beter was niet te reageren. Elk woord zou olie op het
vuur zijn en hij had werkelijk geen zin in ruzie. Of hij nu voor of
tegen Kerstin of haar partij was, Sylvia wist het toch zo te draaien dat
hij het gevoel kreeg de verkeerde reactie gegeven te hebben. ‘Wanneer
komt Hans Liberg eigenlijk?’ gooide hij het over een andere boeg. ‘Daar
heb ik echt zin in.’
Maar de afleiding werkte niet. Bij Sylvia
stonden duidelijk alle stekels overeind. Ze kon zich niet inhouden. ‘Dat
korte, rode haar staat ook voor geen meter. Zeker een poging om er
jonger uit te zien.’
Erwin zuchtte, maar verborg zijn gezicht
achter de krant.
‘En dat er staat dat ze vestigingsmanager
is, is gewoon gelogen!’
‘Dat kun je niet weten.’ Erwin beet zich
op de lippen. Nu was hij was er toch ingetuind en had hij iets gezegd
over Kerstin gezegd. Hij liet de krant zakken en keek naar zijn vrouw,
die haar blik op de televisie gericht had. Haar hele houding toonde
woede en haat. ‘Meisje...’ zei hij zacht, om haar tot andere gedachten
te brengen. ‘Trek het je toch niet zo aan!’
Ze draaide haar hoofd, keek hem met felle
ogen aan en opende haar mond. Maar voordat ze iets zei, begon ze te
glimlachen. ‘Je hebt gelijk, sorry. Ik laat mijn avond niet door haar
verpesten en de sfeer tussen ons ook niet! Ze heeft de vriendschap
tussen haar en mij kapotgemaakt, maar ze mag natuurlijk nooit tussen jou
en mij komen.’
Erwin haalde opgelucht adem. Een echte
uitbarsting leek voorkomen. Zou hij nog een keer over Hans Liberg
beginnen of...?
De beslissing werd hem echter uit handen
genomen, want Sylvia zapte naar een ander televisieprogramma en leek
daarmee haar aandacht te verplaatsen.
Toch was haar geïrriteerde bui nog niet
over. ‘Kijk,’ zei ze vrij fel en ze wees naar de televisie. Erwin zag
dat het een aflevering van CSI: Miami was. ‘Dat vind ik dus echt
belachelijk. Die hoge hakken waarop die vrouw loopt en die spierwitte
kleren. Wie gaat er nou met witte kleren naar een plaats van delict?
Moet je zien. Het hele gebouw is afgebrand en zij stapt vrolijk op haar
hoge hakken met die hagelwitte broek door de asresten heen. Belachelijk
toch?’
Erwin moest inwendig lachen en had
tegelijk bewondering voor Sylvia. Ze was haar agressie nog niet kwijt en
moest duidelijk nog wat spuwen, maar op deze manier voorkwam ze wel dat
zij samen ruzie kregen. ‘En dat ze ook altijd bloot gekleed zijn,’ hielp
hij haar. ‘Natuurlijk kijk ik daar graag naar, maar dat is dus iets wat
ík belachelijk vind. Een boef arresteren, terwijl die zo in je decolleté
kan kijken. Ik heb bij ons nog nooit een rechercheur gezien die er zo
bij loopt.’
‘Precies!’ riep ze opgetogen uit. ‘En knap
dat al die vrouwelijke rechercheurs zijn. Qua uiterlijk dus. Ook
abnormaal! De hele serie is belachelijk!’
‘Maar wel spannend,’ waagde hij het te
zeggen.
‘Oké, je hebt gelijk. Alleen heb ik het
begin gemist en dan snap ik van de rest meestal niets meer. Dus ik ga
koffiezetten.’ Sylvia kwam overeind en verdween de huiskamer uit. Erwin
las zo snel mogelijk de tekst door onder het kopje Even voorstellen...
Kerstin Peper. Hij wilde in elk geval op de hoogte zijn van de
mensen die zich kandidaat stelden voor de gemeenteraadsverkiezingen in
hun eigen gemeente en van de standpunten van die partijen. Daarna legde
hij de krant op de krantenbak om ook televisie te gaan kijken.
Sylvia kwam de kamer weer in met twee
mokken dampende koffie. ‘Wil je er iets bij?’ vroeg ze alsof er geen
onvriendelijk woord gesproken was.
‘Nee, dank je, ik zit nog vol van het
eten.’
Ze knikte, had blijkbaar hetzelfde idee,
want ze ging weer zitten met een mok in haar handen, haar ogen gevestigd
op CSI. ‘Hans Liberg komt pas over een maand,’ zei ze.
Erwin grijnsde. Ze had hem dus wel
gehoord.
‘Maar ik heb de kaartjes besteld en...’ –
ze keek hem warm aan – ‘ik heb ook een tafeltje in het restaurant
gereserveerd.’
‘Wow, dat wordt dus echt een fantastisch
avondje uit. Nu maar hopen dat moeder op de kinderen wil passen.’
Dat wilde Ria Demmers, de moeder van Erwin
wel. Ze kwam de volgende dag langs voor een kopje koffie, al vermoedde
Sylvia dat ze uitsluitend voor haar kleinkinderen kwam. ‘Ik wil altijd
wel oppassen!’ zei ze opgewekt. ‘Het zijn zulke schatten! Ik ben blij
dat ik weer eens een poos met hen kan spelen, samen eten, ze in bed
stoppen. Jammer dat het nog een maand duurt!’ Het klonk echt positief,
toch gleed er een vleugje verdriet over haar gezicht.
Sylvia zag het. ‘Wat is er, Ria?’ Ze had
vanaf het begin Ria tegen haar gezegd. Ria hield niet van het woord
‘mevrouw’ en werd graag met haar voornaam aangesproken. Toen Sylvia met
Erwin trouwde en Ria haar schoonmoeder werd, bleef ze haar Ria noemen.
Ria zelf protesteerde daar niet tegen en op de een of andere manier had
Sylvia er moeite mee om ‘moeder’ tegen haar te zeggen. Misschien omdat
ze dat al tegen haar eigen moeder zei? En ‘mamma’, ‘ma’ of ‘moe’ vond ze
helemaal niets. Dus was het Ria gebleven.
‘Ach...’ Ria zuchtte zachtjes. ‘Ik wil
eigenlijk ook wel weer eens een avondje naar de schouwburg, maar het
komt er nooit van.’
‘Ik wist niet dat je dat wilde.’ Sylvia
was oprecht verbaasd. ‘Dat heb je nog nooit gezegd!’
Ria haalde haar schouders op.
‘Maar dat is toch vreemd?’ vond Sylvia.
‘Sinds je me kent, en dat is inmiddels ruim zes jaar, werk ik al bij
schouwburg De Kunst, en nooit heb je gezegd dat je daar belangstelling
voor had. Het leek soms zelfs wel precies het tegenovergestelde. In het
begin vertelde ik je wel van mijn werk, maar je leek niet zo
geïnteresseerd. Dus op een bepaald moment ben ik ermee gestopt om over
mijn werk te praten.’
Ria trok een grimas en zuchtte vervolgens
diep. ‘Het is ook niet gemakkelijk om toe te geven dat je jaloers bent.’
‘Jaloers?’ Sylvia keek haar verbaasd aan.
‘Wat bedoel je? Jij? Op wie dan?’
‘Ik, ja. Op jou en Erwin.’
‘Leg uit.’
‘Oma, oma!’ De tweejarige Marijn vond
duidelijk dat oma en mamma lang genoeg met elkaar hadden zitten praten
en trok nu aan oma’s broek.
‘Ach, schatje,’ zei oma Ria vertederd en
ze tilde de jongen bij haar op schoot. ‘Het is ook wel stil in huis, hè,
nu Stijn op school zit.’ Ze keek haar schoondochter aan. ‘Mist hij zijn
broertje, of merk je dat niet?’
‘De eerste week wel, maar hij lijkt er nu
toch wat aan te wennen. Hij gaat over twee weken zelf naar de
peuterspeelzaal.’
‘Dat is ook zo.’ Ria knikte. ‘En Stijn?
Bevalt het hem?’
‘Hij vindt het alleen maar geweldig. Hij
voelt zich groot, weet je. Het wordt ook al een echt mannetje.’
‘Marijn ook dinken,’ zei hij en hij trok
aan oma’s arm.
Sylvia schoof hem zijn tuitbekertje toe,
dat voor hem klaarstond, maar Marijn schudde hard met zijn hoofd. ‘Oma
doen,’ zei hij.
Ria glimlachte en drukte een kus op de
blonde haartjes van haar kleinzoon. Ze hield het bekertje voor zijn mond.
Hij dronk er gulzig uit, greep haar het bekertje uit handen en zette het
met een knal op tafel.
‘Zo, meneer is klaar?’ vroeg oma lachend.
‘Oma pelen.’
‘Oma komt zo met je spelen, als ik mijn
koffie op heb.’ Ze zette Marijn op de vloer en pakte haar kopje. Over de
rand keek ze Sylvia aan. ‘Ab en ik zijn vroeger erg vaak naar de
schouwburg geweest. Ik heb er zelfs een plakboek van gemaakt. Talloze
heerlijke avonden hebben we zo samen gehad. Samen en met anderen, want
Ab en ik gingen niet altijd met zijn tweeën. Toen moesten we verhuizen
vanwege Abs werk en daar kreeg hij het zo druk, en ik wist niet waar de
schouwburg was. Nou ja, dat is onzin natuurlijk, maar ik bedoel: de stad
was onbekend, ik voelde me er niet echt thuis. Dat heeft wat jaren
geduurd en plotseling was Ab er niet meer en stond ik er alleen voor.
Erwin was elf toen zijn vader overleed en zijn twee zussen nog jonger.
Ik vond niet dat ik ’s avonds uit kon gaan. Ze waren hun vader al kwijt,
ik moest in elk geval thuis zijn. Van het een kwam het ander. Ik ben
nooit meer naar de schouwburg geweest. Ik wist niet met wie ik zou
moeten gaan. Ik ben wel lid geworden van clubs. Dat was beter. Zo kreeg
ik wat sociale contacten, die je toch hard nodig hebt. Maar ik geloof
niet dat er iemand bij zit die ik mee zou willen hebben naar de
schouwburg.’
‘Maar hoezo dan jaloers?’ vroeg Sylvia.
‘Omdat jullie wél iemand hebben om mee te
gaan. Belachelijk natuurlijk en ook erg oneerlijk. Ik heb zelf toch ook
iemand gehad en ben vaak genoeg geweest. Bovendien gun ik het Erwin van
harte. Ik vind het heerlijk voor hem dat hij iemand heeft om dezelfde
dingen mee te doen als Ab en ik graag deden. Dus ik zat gewoon wat met
mijn eigen gevoelens in de knoop als jij het over je werk had. Sorry dat
ik een verkeerde indruk gegeven heb.’
‘Geeft niets. Hier is wat aan te doen! Ik
zorg dat je een programma krijgt van het lopende seizoen. Dan kun je
bekijken of er iets voor je bij zit en wie weet, wil Erwin of ik dan wel
met je mee!’
‘Dat klinkt leuk. Wordt het trouwens niet
de hoogste tijd om Stijn van school te halen?’
Sylvia grijnsde. ‘Daar komt de aap
eindelijk uit de mouw. Je bent hier niet voor mij, maar voor je
kleinkinderen.’
Op datzelfde moment zat Kerstin Peper op
haar werk. In de rechterbovenla van haar bureau lag de pagina uit de
krant met haar foto en het artikel over haarzelf en over hoe ze ertoe
gekomen was zich kandidaat te stellen voor de gemeenteraad. Van tevoren
had ze niet geweten dat ze er een foto bij wilden plaatsen, maar toen er
opeens een fotograaf bij haar stond op het uitzendbureau waar ze werkte,
was ze maar wat blij dat ze twee dagen daarvoor naar de kapper was
geweest en haar haren eindelijk dat rode kleurtje had laten geven dat ze
al zo lang wilde, maar eerst niet durfde.
Kerstin was er trots op dat er zo’n stuk
over haar geschreven was en had het daarom meegenomen naar haar werk om
het haar collega’s te laten zien. Maar dat was totaal niet nodig
gebleken. Ze hadden het zelf al gelezen en waren ’s ochtends meteen
spontaan op haar af gekomen om te vertellen hoe leuk ze het vonden haar
in de krant te zien. ‘Goeie tekst. Leuke foto,’ hadden ze door elkaar
heen geroepen, en Kerstin had geglunderd. Ze was vooral ook blij dat
haar collega’s er zo positief tegenaan keken, want als ze eenmaal echt
in de gemeenteraad gekozen zou zijn, zou dat nog meer tijd gaan kosten
dan de politiek nu al van haar vroeg, en ze hoopte dan wel op
medewerking. Natuurlijk zouden ze voornamelijk ’s avonds vergaderen,
maar Kerstin wist dat ze ook overdag dingen moest regelen, zeker
telefonisch. En dat zou dus onder werktijd moeten.
Ze bekeek uitgebreid de nieuwe vacatures
die zojuist binnen waren gekomen. Met één vacature was haast. Die
werkgever wilde liefst vandaag nog een uitzendkracht. Daar moest Carla
maar voor zorgen. Kerstin keek op, maar zag dat Carla telefonisch in
gesprek was. Dus stuurde ze een mailtje om haar op de vacature te wijzen.
Normaal zou ze het zelf doen, maar vandaag was alles anders. De eerste
werkgever die ze die dag gebeld had, begon meteen over politiek te
praten. De man had duidelijk het artikel over haar gelezen. Ook de
eerste drie mensen die op het uitzendbureau waren gekomen, hadden haar
in de krant herkend. Het was een heerlijk gevoel, maar het maakte haar
toch wat onrustig en daarom was het beter dat Carla de haastklusjes
vandaag deed, dacht ze.
‘Stem OP. Stem op Kerstin.’
Ze keek op van de computer en zag twee
ondeugende, donkerbruine ogen, die haar olijk aankeken.
‘Dus toch familie van Bram? Altijd al
gedacht.’ De man keek haar grijnzend aan, trok de stoel die tegenover
haar bureau stond, een eindje opzij en ging zitten. ‘Maar even serieus:
leuk artikel. Jammer dat ik niet in jouw gemeente woon, anders had ik
beslist op je gestemd. En wanneer gaan we nou eens samen uit eten?’
Kerstin schudde haar hoofd. Roel mocht dan
joviaal doen en vrolijk, ze was hem eigenlijk meer dan zat. Erg
origineel was het immers niet om te zeggen dat ze familie was van Bram
Peper. Dat had ze haar hele leven al gehoord, helemaal toen ze inderdaad
de politiek in ging, waar iedereen hem van kende. En dat Roel op haar
gestemd zou hebben, was ook totaal niet origineel. Verder was dit al
zeker de twintigste keer dat hij haar mee uit eten vroeg en ze had al
die vorige keren geweigerd. Hij was haar veel te oud. Zelf was ze nu
vierendertig en van hem wist ze dat hij de vijfenvijftig al gepasseerd
was. Ze viel niet op mannen die zo veel ouder waren! Had hij een bord
voor zijn kop? ‘Je kent het antwoord, kan ik verder nog iets voor je
doen?’ Ze keek hem zo zakelijk mogelijk aan.
Roel zuchtte theatraal. ‘Kerstin, je weet
niet wat je laat lopen!’
Daar zat ze dus al helemaal niet op te
wachten. Mannen die zo zelfverzekerd en arrogant waren, kon ze missen
als kiespijn. Ze keek hem vragend aan, tikte ondertussen ongeduldig met
haar balpen op het bureau.
‘Oké, ik begrijp het, maar ik vind je nu
eenmaal een mooie vrouw, dus je kunt het me niet kwalijk nemen dat ik
blijf vragen.’
‘Ik zit hier alleen maar om je van
personeel te voorzien.’
‘O, o, wat zijn we weer zuinigjes vandaag.
Kerstin, begrijp dan dat ik je leuk en interessant vind!’
‘Roel, dat begrijp ik al jaren. Ik voel me
ook erg gevleid. En zeker vind ik jou ook interessant, maar ik wil niets
met je. Dus kunnen we nu dan alsjeblieft tot zaken komen?’ Ze wist dat
ze zich moest inhouden. Hij was immers een van hun grootste werkgevers.
Ze kon het zich niet permitteren die te verliezen, maar daarom hoefde ze
toch nog niet met hem uit eten te gaan? Althans, niet zoals hij het
wilde. Als een privéuitstapje, een soort van date.
Hij legde een vel papier op haar bureau,
schoof het naar haar toe.
‘Zo...’ Ze viel even stil bij het zien van
de lange lijst met vacatures. ‘Heb je al die mensen nodig?’
‘Helemaal niet. Ik zoek alleen voldoende
smoezen om met jou in contact te komen.’
Ze keek hem aan en wist niet of hij het
meende. Als intercedent bij een uitzendbureau had je een goede
mensenkennis nodig en ze was er altijd prat op gegaan dat ze die ook
had, maar bij Roel stond ze af en toe voor raadsels. Natuurlijk wist ze
dat hij zeer geregeld gebruik van hen maakte en dat hij inderdaad vaak
mensen tijdelijk nodig had, maar deze lijst was wel onverwacht lang.
‘Het gaat goed met de economie, meisje,’
zei hij, alsof hij haar gedachten kon lezen. ‘De recessie is voorbij.
Ook wij krabbelen weer overeind en krijgen steeds meer opdrachten en
hebben dus steeds meer personeel nodig. Maar wijs geworden uit ervaring,
gaan we niet meteen iedereen maar voor vast aannemen. Dus werk aan de
winkel voor jou, Kerstin. Wanneer kan ik de eerste sollicitanten
verwachten?’
‘We gaan hier onmiddellijk mee aan de slag
en je hoort vanmiddag in elk geval nog iets van me. Heb je ze in
volgorde van belangrijkheid neergezet? Ik bedoel: degenen die je het
dringendst nodig hebt, staan die bovenaan?’
Hij knikte en kwam overeind. Iets van de
glans in zijn ogen was verdwenen. Kerstin zag het en begreep het. Dit
vel papier had hij heus niet persoonlijk hoeven brengen. Hij was
directeur en had mensen genoeg in dienst die het konden brengen of, wat
natuurlijk nog logischer was, konden mailen. Maar hij had toch werkelijk
opnieuw de hoop en verwachting gehad dat ze ja zou zeggen op zijn
verzoek. Daarom was hij persoonlijk gekomen. Wat sneu toch eigenlijk.
Een man met zo’n functie, met een vermoedelijk riant inkomen en een dito
huis, en hij liep nu al jaren achter haar aan, alsof hij niemand anders
kon krijgen en zij bleef nee zeggen. Even voelde ze medelijden met hem.
Ze glimlachte toegeeflijk. ‘We gaan hier echt direct mee aan de slag,
Roel.’
‘Hm,’ zei hij, en zijn olijke ogen kwamen
weer terug. ‘Zeg, ik kan natuurlijk nog snel naar jouw gemeente
verhuizen, dan kan ik op z’n minst op je stemmen, als ik dan niet met je
eten mag.’
Hoofdschuddend keek ze hem na. Sneu. Dat
was het woord dat goed bij hem paste. Zo’n zelfverzekerde man en toch
sneu en zielig. Er ontsnapte haar een diepe zucht, want, zo bedacht ze
plotseling tot haar grote schrik: kon je van haar niet exact hetzelfde
zeggen? Dat ook zij, Kerstin Peper, sinds drie maanden manager van deze
uitzendvestiging, kandidaat voor de lokale politieke partij Onze Partij,
met een leuk, vlot uiterlijk, toch nog steeds geen man gevonden had die
bij haar paste, en dat ze ondanks haar intelligentie en aantrekkelijke
verschijning nog steeds een alleenstaande vrouw was.
Ze haastte zich overeind. Dit mocht niet
gebeuren. De vreugde over het krantenartikel wilde ze niet laten
overschaduwen door trieste gevoelens. Ze was net nog zo blij en trots.
Dat wilde ze blijven. ‘Carla, Annemiek, Leon,’ riep ze door de
kantoorruimte. ‘Over vijf minuten vergaderen.’ Ze had in de gauwigheid
gezien dat Roel drieëntwintig mensen wilde voor zijn bedrijf. Daar
moesten ze wel even voor overleggen. Wie deed wat en wanneer? Plotseling
voelde ze het juiste bloed weer door haar aderen stromen. Het bloed
waardoor ze vestigingsmanager geworden was. Het organisatiebloed, waar
ze normaal zo veel van had en dat haar ook in de politiek zo goed van
pas kwam. Ze lachte. Nee, Roel, jammer voor jou en zeker ook jammer voor
mij dat ik nog steeds geen leuke relatie heb, maar zo snel ga ik niet in
de put zitten. Ik ga gewoon vrolijk verder!
|