vrijdag
-1-
Zwaantje keek op bij het horen van de
winkelbel, maar zodra ze zag wie het was, richtte ze haar blik weer op
haar bezige handen. ‘Hoi, mam, wat ben je vroeg.’
‘Ach, ja, pappa moest vroeg op en daarna
kon ik niet meer in slaap komen.’ Johanna liep glimlachend op haar
dochter af. In haar hand had ze een stapeltje post, dat ze net uit de
brievenbus in de muur van de winkel had gehaald en nu sorteerde. Eenmaal
bij Zwaantje aangekomen, gaf ze haar een vluchtige kus op de wang en
wilde doorlopen, maar hield in. ‘Hé, post voor jou,’ zei ze.
‘Leg maar in het kantoortje, als je wilt,
mam.’
‘Nee, ik bedoel: voor jou.’
‘Ja, dat zei je, maar ik kan er nu niets
mee. Ik heb vieze handen.’
‘Maar het is persoonlijk voor jou,’ hield
Johanna aan.
‘Dat is alle post toch die hier in de
winkel komt?’ Zwaantje keek vragend op.
‘Nee, alle post is voor jou, maar of alles
nou ook persoonlijk is? Ik vind afschriften van de bank of rekeningen
van de veiling niet bepaald persoonlijk. Die zijn zakelijk. Maar als je
hem nu niet kunt bekijken, dan leg ik hem hier op de werkbank. Goed?’
‘Prima, mam. Zeg, waar is pappa naartoe?’
‘Zweden weer.’
‘Zweden? Dat had je helemaal niet verteld.’
‘Dat wist hij zelf ook niet. Hij kreeg het
pas gisteren om vijf uur te horen. Spoedklus tussendoor. Maar hij had er
veel zin in.’
‘Leuk voor hem, maar dan komt hij vandaag
niet terug.’
‘Dat zit er niet in.’ Johanna grinnikte.
‘Hij heeft wel een snelle vrachtwagen, maar zo snel echt niet. Daarom
was ik ook opgestaan. Hij weet niet eens zeker of het hem lukt zaterdag
nog thuis te komen en dan zou het pas maandag worden, omdat vrachtwagens
in Duitsland niet op zondag mogen rijden. Dus wilde ik hem uitzwaaien en
toen ik eenmaal uit bed was en brood voor hem gesmeerd had en
koffiegezet, tja, toen ben ik meteen maar doorgegaan met stofzuigen en
de wasmachine vullen en zat ik om acht uur al kant-en-klaar in de keuken
met een lekker kopje thee.’
Zwaantje keek om en zag haar moeder naar
het kleine kantoortje achter de werkplaats lopen. Wat was het toch
heerlijk dat ze haar in de winkel hielp. Alleen had ze het vele werk
niet aangekund, maar om nu al iemand in dienst te nemen, dat kon ze
financieel nog niet opbrengen. Zwaantjes blik viel op de envelop.
Zwaantje, de Gele Plomp, stond erop. Alleen haar voornaam. Nou ja, zou
wel van een klant zijn. Die wisten natuurlijk niet allemaal hoe haar
achternaam was. Hoewel de meesten haar ouders wel kenden in dit dorp. Ze
zou straks even kijken. Ze was bezig met een bruidsboeket dat om tien
uur klaar moest zijn, dus ze had haar aandacht nu bij wat anders nodig.
Weer ging de winkelbel en dat was zo’n
moment waarop Zwaantje extra blij was met haar moeder. Opgewekt liep
Johanna de klant tegemoet. ‘Kan ik u ergens mee helpen of wilt u gewoon
wat rondkijken?’
‘Zijn de bloemen vers?’ vroeg de vrouw met
een kritische blik.
Zwaantje glimlachte. Zulke gesprekken kon
ze met een gerust hart aan haar moeder overlaten. En natuurlijk waren de
bloemen vers. Zwaantje was de dag ervoor zelf naar de bloemenveiling in
Eelde geweest en bewaarde ze hier in de winkel ook in een koelruimte. Ze
had ze er pas vlak voordat de winkel openging weer uit gehaald.
Voorzichtig tilde ze het boeket op en
hield het in één hand. Zo zou de bruid het ook dragen en hoe stond dat?
Vielen de lange pluimen die ze erin verwerkt had mooi naar beneden? Zag
je op deze manier alle verschillende bloemen wel? Achter de openstaande
deur naar het kantoortje zat een lange smalle spiegel. Ze sloot de deur
en zag zichzelf staan met het boeket. Zorgvuldig bekeek ze het en
verschikte nog een paar bloemen tot ze tevreden was. Alsof het een
kunstwerk van glas was, legde ze het in de grote doos die al klaarstond
op de werkbank. De bruidegom kon komen om het te halen, dacht ze
vrolijk. Hij bofte maar, want al was het nog erg fris, de zon scheen. Ze
konden foto’s buiten nemen.
‘Dat is mooi geworden,’ zei de kritisch
kijkende vrouw opeens. Ze boog zich vanuit de winkel over de toonbank en
kon zo net de doos met het bruidsboeket zien staan in de werkplaats.
‘Dank u,’ zei Zwaantje blij. ‘Nu de
corsages nog.’
‘Kun je dat ook met zachtblauwe bloemen?’
‘Natuurlijk, alles is mogelijk.’
‘Hm, ik zal het mijn dochter vertellen.
Die heeft ook trouwplannen. Handig om te weten dat je hier in het dorp
terechtkunt.’
‘Precies,’ zei Johanna. ‘Je hoeft niet
altijd ver weg om iets moois te halen.’
Zwaantje knikte vriendelijk tegen haar en
verdween vervolgens de koelruimte in. Daar stond een grote doos met
halve corsages. Die had ze de avond ervoor al klaargemaakt. Nu moesten
de bloemen er nog bij en er moesten nog speldjes aan. Het waren niet
veel corsages. Dat redde ze wel voor het tien uur was.
‘Wil je koffie?’ vroeg Johanna, nadat de
klant vertrokken was met een groot boeket.
‘Nog even wachten, mam, nog een paar
corsages. Dan neem ik pauze.’
Maar toen ze klaar was, stond haar moeder
met een klant bij de losse snijbloemen te praten en besloot Zwaantje
eindelijk in de envelop te kijken.
Het was een dubbele kaart, wit, met op de
voorkant twee woorden in grote, sierlijke letters: Zeg het stond
er. Zich afvragend wat ze moest zeggen, opende ze de kaart en ze moest
even haar ogen dichtknijpen vanwege de felgele kleur die haar tegemoet
schitterde.
Links las ze: met kleuren. Ja, zeg
het met kleuren, dacht ze. Weer eens wat anders dan met bloemen. Jij
koos voor geel, stond eronder. Ze fronste haar wenkbrauwen. Rechts
stond een soort van gedichtje. Met stijgende verbazing las ze de tekst
die met een duidelijke mannenhand en zwarte inkt op de gele achtergrond
was geschreven:
geel is kracht
en energie
geel is zon
en vreugde
geel is bezig zijn
en lekker druk
zoals jij
mooi Zwaantje
bloeiend
krachtig
sterk
zelf
een kunstwerk
‘Nou ja, zeg,’ liet ze zich ontvallen.
‘Wat is dit voor onzin?’ Ze draaide de kaart om en om, maar vond geen
afzender.
‘Is er iets?’ Johanna kwam op haar af.
‘Ach, een of andere grapjas heeft me een
gedichtje toegestuurd.’ Ze klapte de kaart dicht, stopte hem terug in de
envelop en gooide alles in de prullenbak. ‘Koffie, daar heb ik zin in.’
‘Hoezo? Wat was het dan voor kaart?’ vroeg
Johanna terwijl ze naar het kantoortje liep, waar het koffiezetapparaat
stond.
Geel, dacht Zwaantje. Inderdaad, ik koos
voor geel. Mijn winkel heet de Gele Plomp en al bestaat er ook
een witte plomp, die qua bloem veel mooier en bekender is en meestal
waterlelie wordt genoemd, toch koos ik voor geel. Met opzet. Want de
afzender heeft gelijk: geel staat voor kracht en energie en dat is dan
ook precies de reden waarom ik voor die kleur gekozen heb, maar om het
op mij te betrekken ... Zwaantje had het op haar zaak betrokken. Ze
wilde dat haar winkel zon en vreugde uit zou stralen, licht, warmte en
voorjaarsgevoel af zou geven. Daarom had ze ook alle muren felgeel
geschilderd. De bloemen in de winkel kwamen er extra mooi door uit en de
grote foto’s van gele plompen die ze opgehangen had ook. Maar zij ...?
‘Nou?’
‘Ach, niks. Iemand houdt me voor de gek.’
‘O ja? Meid, je maakt me echt heel
nieuwsgierig.’
‘Nou, kijk zelf dan maar.’ Zwaantje haalde
de kaart uit de prullenbak en stak hem haar moeder toe.
Die bleef een poosje stil zitten kijken,
ze vergat zelfs een slok koffie te nemen. ‘Dat is toch prachtig gezegd,
Zwaantje.’
‘Kan wel zijn, maar daarom meent de
afzender dat nog niet.’
‘Waarom niet? Je bent toch een mooie,
krachtige en energieke vrouw?’
Zwaantje haalde haar schouders op. ‘Ik ben
goed met bloemen, maar daar houdt het dan ook wel mee op.’
‘Zwaantje, wat is dat nou? Je kun ook
geweldig met mensen overweg. Wel een noodzaak als je een winkel hebt,
maar je kúnt het. Je bent vriendelijk, diplomatiek, attent. Je ziet er
mooi uit.’
‘Hou op, zeg.’ Zwaantje kleurde ervan en
greep haar moeder de kaart uit handen, waarna die opnieuw in de
prullenbak verdween.
‘Weet je dat het vandaag 14 februari is?’
vroeg Johanna met een grijns op haar gezicht. ‘Het is een
Valentijnskaart, Zwaantje, en die mag je anoniem versturen.’
‘Ah, daarom staat er geen afzender op. Kom,
ik ga wat boeketten voor de verkoop maken.’
‘Dat is zo, meisje, maar je mag zo’n kaart
alleen maar sturen aan iemand die je erg leuk vindt.’
Tja, en dát geloof ik dus niet, dacht
Zwaantje. Er zijn geen mannen die mij leuk vinden. Ik ben ze tenminste
nog nooit tegengekomen.
Dat het Valentijnsdag was, wist Zwaantje
natuurlijk al weken, want zo lang had ze al de beide etalages van haar
winkel opgesierd met rode hartjes, rode slingers en nog veel meer wat
rood was. En gisteren op de veiling had ze zo veel mogelijk rode en roze
bloemen ingeslagen. Ook had ze voor vandaag diverse bestellingen
ontvangen die ze allemaal aan het eind van de middag moest bezorgen. Het
ging blijkbaar om vrouwen die overdag werkten of naar school gingen. Er
zat trouwens één bestelling bij voor een man en dat was de leukste
bestelling. Boeketten maken in wat voor kleur dan ook, was voor haar een
koud kunstje, maar voor deze man moest ze een kunstwerkje maken, dat als
decoratie op zijn bureau zou dienen. Natuurlijk moest ze er bloemen in
verwerken, maar het mocht niet op een bos bloemen lijken. Het moest
artistiek zijn en vooral mannelijk. En dat was een uitdaging die
Zwaantje graag aannam.
Kunstwerkje? Het woord schoot haar weer te
binnen. Zij zelf was een kunstwerk, had er in het gedichtje gestaan.
Moest zij nu voor die man een bloemstukje maken? Nee, dat kon niet. De
bestelling was gedaan door een jonge vrouw en Zwaantje wist zeker dat
het voor haar vriend was. Wie kon haar die kaart dan gestuurd hebben?
Vaardig en snel maakte ze een aantal rode
boeketten klaar, dat buiten neergezet zou worden voor de winkel, om de
mensen eraan te herinneren dat het Valentijnsdag was. Kleine boeketjes,
die niet al te duur waren, zodat ze misschien verkocht zouden worden.
Toen ze er zeven klaar had, zette ze ze in emmertjes en begon ze naar
buiten te brengen.
Voordat ze de winkel geopend had die
morgen, had ze natuurlijk ook al van alles buiten gezet. Mensen bleven
nu eenmaal liever buiten staan kijken dan dat ze naar binnen kwamen. Pas
als ze buiten geïnteresseerd waren geraakt, stapten ze de winkel in.
Maar buiten was het niet erg warm en daarom stonden er uitsluitend
planten die tegen een stootje konden. Gelukkig was er een kleine luifel
boven de winkeldeur, zodat de planten en bloemen niet meteen kletsnat
werden als het ging regenen, maar bloemen hielden niet echt van de kou.
Toch zette ze deze boeketjes buiten. Van een dag als vandaag moest ze
het immers hebben? Dan waren de mensen royaler dan op andere dagen.
‘Ha, Zwaantje, wat heb jij voor moois
gemaakt?’
Ze keek verrast op, recht in de ogen van
een man, die ze rond de vijftig schatte, zo’n vijftien jaar ouder dus
dan zijzelf, want Zwaantje was vierendertig. ‘Goedemorgen,’ zei ze
opgewekt, maar toch stond haar hart een seconde stil. Was hij de
afzender van de kaart? Hij noemde haar immers bij haar voornaam?
‘Boeketjes voor Valentijnsdag,’ zei ze.
‘O, is het dat vandaag?’ Hij lachte.
Hij houdt me voor de gek, dacht ze. Hij
weet heel goed wat voor dag het vandaag is. Alsjeblieft, ik hoop toch
niet dat hij die kaart gemaakt heeft. Zwaantje merkte dat de
verlegenheid waar ze soms last van had, haar bekroop. Hoe zei je tegen
iemand, dat je niet geïnteresseerd in hem was?
Ze knikte.
‘Nou, meisje, daar doe ik niet aan. Onzin
vind ik dat. Dat is pure commercie. Het spijt me voor jou, maar daar ga
ik echt geen geld aan uitgeven. Ik vind dat je je geliefde moet
verwennen als je daar zin in hebt en niet op eh ... 14 februari.’
‘Dat ben ik eigenlijk helemaal met u eens,’
vertrouwde ze hem glimlachend en vooral opgelucht toe. Hij was het niet.
Hij deed niet aan Valentijnsdag. ‘Maar ja, zelfs ik moet geld verdienen,
dus ik doe wel mee.’
‘Gelijk heb je, Zwaantje, maar heb je ook
boeketten die niet rood zijn?’
‘Binnen heb ik genoeg anderskleurige
bloemen en als er geen boeketje naar uw smaak tussen zit, maak ik dat
toch.’
‘Zo mag ik het horen.’
Blij liep ze achter hem aan de winkel in.
De vraag bleef natuurlijk wie de afzender van die stomme kaart was, maar
desondanks voelde ze zich vrolijk, omdat hij het niet was.
‘Ik wil graag een geel boeket,’ zei hij.
‘Geel?’ Weer schrok Zwaantje een seconde.
Was hij het dan toch?
‘Ja, geel. Is dat zo raar? Geel als de
zon, juist in deze tijd van het jaar, waarin het meestal grauw en triest
is. Zonnebloemen heb je zeker niet?’
‘Nee, daar is het echt nog te vroeg voor,
maar ik heb genoeg geel om er iets leuks van te maken. Ik heb al
narcisjes en een takje forsythia doet het ook altijd goed.’ Ze liep
langs hem heen naar de emmers met snijbloemen. ‘Gele gerbera’s heb ik
ook.’ Nee, hij was het niet, want dan had hij anders gereageerd op haar
vraag over geel.
‘Waarom heet jouw zaak eigenlijk de Gele
Plomp?’ vroeg hij nu.
Zwaantje voelde zich overrompeld. Was hij
het dan toch?
‘Ja, ik bedoel maar, je hebt geen gele
plomp te koop, alleen maar foto’s aan de muur van die grote
dotterbloemen.’
Zwaantje volgde zijn blik en knikte
instemmend. ‘Ja, daar lijken ze inderdaad op,’ zei ze zo kalm mogelijk,
maar het zweet brak haar uit. ‘Alleen drijven deze altijd op het water.
Ik vond de bloem mooi. Ik vond dat ze bij me paste.’
‘Haha, omdat jij ook niet te koop bent
zeker?’
Ze keek hem onderzoekend aan. Waar was hij
op uit? ‘Nee, omdat het een wilde bloem is. Dat sprak me aan. Misschien
wat vreemd voor een bloemenzaak waar uitsluitend gekweekte bloemen te
koop zijn, maar er zijn al zo veel bloemenzaken die “Rosa” of “Flora” of
“Gerbera” heten, dat ik iets anders wilde.’ Ze boog zich over de bloemen
in de hoop dat hij niet kon zien hoe rood haar wangen inmiddels waren.
Als jij de afzender bent, zeg het dan, dacht ze in stilte. Dan hebben we
dat ook weer gehad. Ze verzamelde zwijgend een boeketje met gele bloemen,
maar de man zweeg verder ook. Hij betaalde en verdween. Zwaantje keek
hem peinzend na. Hij kon de afzender niet zijn, toch? Sjonge, wat zat
die kaart haar opeens dwars. Ze moest die maar zo snel mogelijk vergeten.
Dat ging echter niet zo gemakkelijk. Elke
mannelijke klant die binnenkwam, bekeek ze met een lichte argwaan.
Bovendien kwamen er vandaag meer mannen dan normaal. Dat lag natuurlijk
aan de dag. Ze wilden allemaal een boeket voor hun vrouw of vriendin
kopen. Maar Zwaantje vroeg zich telkens af of hij misschien stiekem de
afzender was. Toch kon ze aan het einde van de dag constateren dat er
niet een bij had gezeten die meer dan zakelijke belangstelling voor haar
had getoond.
Tegen vijf uur laadde ze de boeketten in
die ze ’s middags tussen de bedrijven door gemaakt had, om te bezorgen.
Behendig manoeuvreerde ze haar busje door de straten van het dorp. Ze
glimlachte om zichzelf. Ze woonde nu een halfjaar in dit Groningse dorp,
maar voelde zich er al behoorlijk thuis en ze kon de straten inmiddels
zonder plattegrond vinden. Dat zou anders geweest zijn wanneer ze een
winkel had geopend in de stad Groningen.
Daar was ze opgegroeid en naar school
gegaan, toch kende ze lang niet alle straten, want Groningen bezat zo
veel straten dat ze vermoedelijk bij elke bezorging de kaart nodig had
gehad. Een navigatiesysteem was dan zeker handig, maar dat kostte geld
en daar had Zwaantje nog steeds niet veel van. Het had veel geld gekost
om de zaak te openen en vooral in het begin verdiende ze nog maar weinig.
Gelukkig had ze een grote lening bij de bank kunnen krijgen, omdat ze
daar haar plannen wel zagen zitten. Daarmee had ze de winkel kunnen
inrichten en de eerste grote hoeveelheid planten kunnen inkopen, maar er
moesten elke week, liefst zelfs twee keer per week, verse bloemen
gekocht worden op de veiling en die moesten altijd direct betaald worden.
Al haar spaargeld was opgegaan. Ze had zelfs geld van haar ouders
geleend, die gelukkig volledig achter haar stonden en haar zelfs
aanmoedigden. Helemaal omdat ze ook in hun dorp ging wonen.
Zwaantje glimlachte bij de woorden ‘hun
dorp’. Het was het geboortedorp van haar moeder. Johanna had zich nooit
thuis gevoeld in de stad. Ze was ernaartoe verhuisd toen ze met Sybren
trouwde, die wel een stadsmens was, maar had daar eigenlijk al snel
spijt van. Al bleek het later wel handig, omdat de ziekenhuizen vlakbij
waren ... Dat was vanuit het dorp weer heel anders geweest. Nou ja,
ziekenhuizen ... Brr. Zwaantjes gezicht betrok even.
Ah, daar is het nummer dat ik zoek, dacht
ze, en parkeerde vlak voor de deur. Ook dat was een van de gemakken van
een dorp, bedacht ze, want waar kon je in de stad nu nog vlak voor de
deur parkeren? Zeker in het centrum niet. Het scheelde haar in elk geval
een boel lopen en daar was ze blij om, want veel lopen was vermoeiend
voor haar.
Ze zocht het juiste boeket uit en belde
aan. ‘Alstublieft,’ zei ze vrolijk.
De jonge vrouw die opendeed, keek
verbaasd. ‘Voor mij?’
‘Ja, hoor. Veel plezier ermee.’
Zwaantje keek in haar papieren voor het
volgende adres. Dat was vlak om de hoek. Ze startte de motor en trok op.
Ha, dat was een van de redenen waarom haar moeder weg had gewild uit de
stad. Het was er zo druk, zo veel verkeer, altijd rumoerig en
lawaaierig. Zodra Zwaantjes broer meldde dat hij ook het huis uit ging,
kaartte ze dan ook haar wens aan bij Sybren. Ze wilde terug! Terug naar
haar geboortedorp.
Sybren had geen seconde geprotesteerd. Hij
voelde zich verplicht, omdat hij haar zo vaak dagenlang alleen liet
zitten als hij met zijn vrachtwagen op weg was en daar na al die jaren
nog steeds volop van genoot. En daarbij kwam dat Johanna nooit
buitenshuis gewerkt had en dus hele dagen volkomen alleen was. In haar
geboortedorp woonden nog kennissen van vroeger of ze zou snel nieuwe
maken, omdat ze zich er prettiger zou voelen.
Al vrij gauw waren ze hierheen verhuisd.
‘Meneer,’ zei Zwaantje nadat ze uitgestapt
was en aangebeld had, ‘alstublieft.’
De man fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat is
dit?’
‘Een kunstwerkje voor op uw bureau.’
‘En van wie komt dat?’
‘Geen idee. Ik weet alleen dat ik het hier
moet bezorgen. Veel plezier ermee.’
‘Wacht even, dametje, zo gemakkelijk kom
je hier niet mee weg. Ik wil eerst weten van wie ik dit krijg.’
Zwaantje bleef rustig, ondanks dat hij
zich leek op te winden. Dit was nu het stukje waar ze ’s middags de
meeste tijd aan had besteed, maar het leek niet in de smaak te vallen.
‘Dat weet ik echt niet. Het is vandaag Valentijnsdag en dan mag je
anonieme dingen versturen.’
‘Valentijnsdag? Is het daarvoor?’
‘Dat vermoed ik wel. Juist omdat er geen
afzender bij staat.’
‘Dan wil ik het zeker niet hebben. Ik
accepteer geen anonieme cadeautjes. Neem maar weer mee terug.’
‘Maar het is betaald!’
‘Daar heb ik niets mee te maken. Neem mee.’
Ietwat beteuterd stond Zwaantje tegen de
dichte deur aan te kijken, het kunststukje in haar handen. Het was zo
mooi geworden! Maar ja, hoe mooi ook, als je niet van anonieme afzenders
hield – en daar kon ze hem eigenlijk geen ongelijk in geven – dan wilde
je er niet naar kijken. Ze zette het weer in haar bestelbusje en reed
naar het volgende adres.
Had ze ergens de naam genoteerd van de
opdrachtgeefster? Waarschijnlijk niet, ze was in de Gele Plomp geweest
en had contant betaald, herinnerde Zwaantje zich. Sneue toestand, zeg.
Ze grinnikte. Zo kwam je echt van alles tegen in een winkel. Het was
altijd haar droom geweest om een eigen bloemenwinkel te beginnen en het
was soms sappelen om financieel rond te komen, maar ondanks dat was het
leuker dan ze ooit van tevoren gedacht had.
Terwijl ze de andere boeketten bezorgde,
dacht ze terug aan het enthousiasme van haar moeder. Op een avond belde
ze op. Zwaantje woonde en werkte in de stad Groningen, waar ze na haar
opleiding Bloemsierkunst een baan had gevonden in een grote bloemenzaak
waarbij ze veel ervaring opdeed en waar ze met plezier werkte. Maar nu
waren er in haar moeders dorp plannen om een winkelcentrum te bouwen.
‘Met woningen erboven, Zwaantje! Dat is toch prachtig! Hoef je nooit ver
te lopen van je huis naar je winkel. En je zegt altijd dat je dit zo’n
prettig dorp vindt. De dichtstbijzijnde bloemenzaak zit acht kilometer
verderop. Zwaantje, dit is je kans! Bovendien kan ik je dan gemakkelijk
helpen als het je te druk is of als je weg moet om bloemen te bezorgen
of ergens op locatie een bloemstuk moet maken!’
Wat was Johanna in de wolken geweest toen
Zwaantje de knoop doorhakte en een aanvraag indiende bij de gemeente.
Alles bij elkaar duurde het toen nog twee jaar voordat ze haar winkel
kon openen, maar dat waren spannende en opwindende jaren geweest. Er
kwam zo veel bij kijken en haar opleiding kwam haar goed van pas, want
daar had ze niet alleen geleerd wat je allemaal met bloemen kon doen,
maar ook hoe je een winkel startte en runde.
‘Hoi, mam, ben je er nog?’
‘Ik wilde net de deur op slot doen. Het
werd nog even druk zo vlak voor sluitingstijd. Toch nog wat
Valentijnsboeketten verkocht.’
‘Mooi!’ Zwaantje glunderde, terwijl ze het
kunstwerkje op de toonbank zetten.
‘Was die man niet thuis?’ vroeg Johanna
bezorgd.
‘Jawel, hoor, maar hij wilde het niet
hebben. Er zat geen kaartje bij en hij accepteerde geen anonieme
cadeautjes.’
‘Dat was toch Anneke van Lutz die het bij
je bestelde?’
‘Mam, dat weet ik niet, hoor. Ik kende
haar niet en Lutz ken ik al helemaal niet.’
‘Dat zul je toch moeten leren, meisje. Als
je hier flink wilt verkopen, zul je de mensen moeten leren kennen.’
‘Ik zeg het wel met bloemen, mam.’
Zwaantje lachte. ‘Maar weet jij waar Anneke van Lutz woont?’
‘Ik kan het Lutz vragen. Die weet ik wel
te wonen.’
‘Nee, nee, dat moet je niet doen, mam. Dan
moet je uitleggen waarom en dat is niet leuk voor haar. Het is al erg
genoeg als ze het van mij hoort, maar als haar vader het ook nog weet.’
‘Tja, dan weet ik het niet. Zal ik de
bloemen in de koeling zetten? Je bent zo lang op de been geweest vandaag.’
‘Dank je, mam, maar ik doe het toch liever
zelf. Je weet dat ik dan meteen kijk wat voor bloemen er ontbreken of
welke er nog mooi bij zouden kunnen. Morgen is het zaterdag en er zijn
er vandaag zo te zien toch meer verkocht dan ik hoopte, dus misschien
moet ik online nog wat bloemen bijbestellen.’
‘Oké, dan ga ik naar huis. Fijn weekend,
meisje.’ Johanna kwam op haar af en kuste haar op de wang.
‘Jij ook, mam, en bedankt voor vandaag.’
Johanna zuchtte theatraal. ‘Wil je dat nu
nooit meer zeggen? Ik weet best dat ik een grote hulp voor je ben, maar
jij weet ook heel goed dat ik het voor mijn eigen plezier doe. Ik geniet
er zo van om hier in de winkel te werken. Dus eigenlijk moet ik jou
bedanken, want waar krijg ik anders zulk leuk werk op mijn leeftijd en
dan ook nog met zulke variabele tijden en zo’n lieve baas?’
Zwaantje keek haar glimlachend na. Ze zag
dat haar moeder de kar met planten ook binnengezet had. Dat was
eigenlijk iets wat ze met zijn tweeën moesten doen, al had Zwaantje het
’s morgens ook alleen gedaan. Hij had wielen en kon rijden, maar was
toch vrij zwaar om te verplaatsen. Maar nu kwam het haar goed uit dat
het al gebeurd was. Ze begon de emmers met bloemen naar de koeling te
brengen. Ondertussen noteerde ze in gedachten dat ze nog wel een paar
gele bloemen kon gebruiken. Gele en roze, dacht ze. Misschien ook nog
wat witte. Ze zou zo even op internet kijken wat er aangeboden werd.
Het kunstwerkje zette ze ten slotte midden
op de toonbank. Misschien dat Anneke nog kwam en het zag staan. Op het
kantoortje ging ze achter de computer zitten, maar haar blik viel op het
stapeltje post van die dag. Snel keek ze de poststukken door. Rekeningen
en rekeningen. Onderop vond ze weer de kaart. Wat deed die kaart daar?
Ze had hem toch weggegooid! Mam, dacht ze, bemoei je er niet mee! Voor
de derde keer die dag gooide ze de kaart in de prullenbak. |