Terug
|
Zweeds
‘Mag ik erbij komen zitten?’ vroeg ik aan
twee dames die samen op een bankje zaten. ‘Ja, hoor,’ zei nummer 1.
‘Welkom,’ zei nummer 2. Ik liet me dankbaar op de houten bank zakken, greep
mijn fles lauw water en nam gulzig een paar slokken.
‘Heet is het, hè?’ zei nummer 1. Ik knikte:
‘Ik wist niet dat het in Zweden zo warm kon worden.’ Het was 25 graden en
ik was in Luleå, dat in Noord-Zweden ligt en waar het eerder koud dan warm
is. Dit zouden ze wel tropisch heet noemen.
‘Je bent niet van hier?’ vroeg nummer 2.
‘Nee.’ ‘Maar je spreekt wel Zweeds.’ Ik lachte. ‘Dat heb ik geleerd. Ik ben
Nederlandse en vond de Zweedse taal zo mooi, dat ik die ben gaan leren.’
‘Nederlandse?’ zei nummer 1 fronsend. ‘Zeg,
hebben die gisteravond niet gespeeld?’ vroeg ze aan nummer 2. ‘Ja, en ze
hebben gewonnen ook.’ Aha, voetbal, wist ik gelukkig, al zagen wij lang
niet elke avond televisie op deze rondreis door Scandinavië. ‘Maar eh ...’
aarzelde nummer 1. ’Wat spreken ze in Nederland?’ Nederlands natuurlijk.
’Nee, hoor,’ reageerde nummer 1 overtuigd. ‘Ze spreken wat anders. Ik heb
ze gisteravond horen praten en het klonk zo schattig, echt leuk! En dat was
geen Nederlands.’ Ik keek haar vragend aan. ‘Ik heb het zelf gehoord,’
herhaalde ze voor de duidelijkheid. ‘Het was zo’n geinig taaltje. We
moesten er allemaal om lachen.’ Heb je je eigen taal weleens gehoord,
grinnikte inwendig, maar dat hield ik voor me. Opeens wist ik wat ze
bedoelde. ‘Hollands? Spraken ze Hollands?’ ‘Ja!’ De vrouw lachte opgelucht.
‘Hollands, dat was het en het klonk echt grappig!’
Ik liet het er maar bij. ‘Wat is het hier
druk,’ gooide ik het over een andere boeg. ‘Zomerfeesten. Van heinde en ver
komen ze erop af. Het hele weekend.’ Vandaar al die mensen en vandaar al
die muziek. ‘Gezellig, hoor!’ Ik knikte. Het deed ook echt gezellig aan.
Overal vrolijke lachende mensen. ‘Ik denk dat we wel met vier keer zoveel
mensen zijn als normaal,’ zei nummer 2. ‘Dat zal best,’ vond ik, ‘want zo
druk heb ik het nog nooit in een Zweedse stad gezien.’
‘Ik ga!’ Plotseling was nummer 1 weg.
‘Kapper,’ lachte nummer 2. ‘Zeg, heb je er bezwaar tegen als ik een sigaret
opsteek?’ Even was ik perplex door zoveel beleefdheid, toen wist ik het
weer. Het is vreemd met die Zweden. Tegen elkaar zijn ze zelden beleefd,
maar tegen toeristen altijd! ‘Ik niet, als jij er geen bezwaar tegen hebt,
dat ik er ook een opsteek.’ Ze lachte me toe en echt, er mag dan op de
pakjes staan dat roken de gezondheid aantast – en dat wist niet alleen ik,
ook zij, want op haar pakje stond precies hetzelfde, maar dan in het Zweeds
– het verzustert ook, want we zaten daar echt samen heerlijk te genieten
van de zon, de mensen en van onze sigaret. Woorden waren even niet nodig!
Niet in het Nederlands en niet in het Zweeds.
geplaatst: 22 september 2010
meegemaakt op 6 juli 2010
Terug
|
|